DCI NL No clear picture on subsidiarity

16 July 2016

GEEN EENDUIDIG BEELD OVER TOTSTANDKOMING ADOPTIE

16 juli 2016

Adoptie rapport.jpg

Op 22 juni is het onderzoeksrapport "De toekomst van de keten voor interlandelijke adoptie" van adviesbureau Andersson Elffers Felix (AEF), uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie, aangeboden aan de Tweede Kamer. Defence for Children – ECPAT vindt het opvallend dat uit onderzoek blijkt dat er geen eenduidig beeld is over wat het subsidiariteitsbeginsel inhoudt. Dit is het meest fundamentele principe als het gaat om interlandelijke adoptie.

Herijking interlandelijk adoptie nodig

Er zijn een aantal ontwikkelingen op het gebied van adoptie. Onder andere is er al een paar jaar sprake van een dalend aantal interlandelijke adopties wereldwijd. De Nederlandse wet over interlandelijke adoptie, de Wobka, is al tweemaal in concept herschreven, maar tot nu toe is geen herziene versie van de wet in werking getreden. Ook schreef Inspectie Jeugdzorg in 2015 dat herijking bij interlandelijke adoptie noodzakelijk is. Daarom heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie een verkenning laten uitvoeren door juridisch adviesbureau AEF naar mogelijke scenario's voor de inrichting van een toekomstbestendig stelsel voor interlandelijke adoptie.

Subsidiariteitsbeginsel onduidelijk

Het is opvallend dat de adoptieketen niet op alle onderdelen een eenduidig beeld geeft van de manier waarop een adoptie tot stand gebracht dient te worden. Een voorbeeld hiervan is dat onduidelijk is wat het subsidiariteitsbeginsel inhoudt. Sommige geïnterviewden menen dat voor een kind zonder familie altijd eerst opvang moet worden gezocht in eigen land. Pas als dat niet beschikbaar is, kan opvang in een ander land een optie zijn. Anderen zien adoptie als het belang van opgroeien in een liefdevol gezin dat opvang in een tehuis in het land van herkomst overstijgt.

Het subsidiariteitsbeginsel, vastgelegd in artikel 20 van het VN-Kinderrechtenverdrag, beaamt dat een kind dat geen familie heeft of dat niet bij de oorspronkelijke familie kan blijven, recht heeft op alternatieve zorg. Deze zorg kan plaatsing in een pleeggezin zijn of in een geschikte instelling voor kinderzorg. Het subsidariteitsbeginsel is vastgelegd in artikel 21: interlandelijke adoptie kan worden overwogen als alternatieve zorg voor het kind, wanneer het kind niet in een pleeg- of adoptiegezin kan worden geplaatst en op geen enkele andere passende wijze kan worden verzorgd in het land van zijn herkomst. Volgens het Kinderrechtenverdrag is interlandelijke adoptie dus een uiterste maatregel.

Het Haags Adoptieverdrag, een privaatrechtelijke verdrag regelt in veel landen de interlandelijke adoptieprocedure. Dit verdrag heeft artikel 21 van het Kinderrechtenverdrag verder uitgewerkt, maar daarbij is er een ander subsidiariteitsprincipe ontstaan. Volgens het Explanatory Report bij het Haags Adoptieverdrag is de beste vorm van alternatieve zorg voor het kind adoptie, wanneer dit niet mogelijk is in het land van herkomst is interlandelijke adoptie de beste overweging. Opvang van het kind in pleegzorg of een instelling wordt als minder goede oplossing gezien.

In het onderzoek geven een aantal geïnterviewden aan dat het Kinderrechtenverdrag en het Haags Adoptieverdrag in Nederland niet tot één coherente beleidsvisie is verwoord.

Subsidiariteitsbeginsel van het Kinderrechtenverdrag leidend

Defence for Children – ECPAT doet de aanbeveling de Wobka zo te herzien, dat het subsidiariteitsbeginsel van het Kinderrechtenverdrag leidend wordt. De Centrale Autoriteit moet hierop toezien. Het subsidiariteitsbeginsel van het Haags Adoptieverdrag heeft als gevolg dat kinderen niet in het land van herkomst alternatieve zorg krijgen, maar interlandelijk worden geadopteerd. Nederland, als "ontvangend land", moet toetsen of het kind ook volgens haar eigen normen "adopteerbaar" is. In Nederland wordt voor alternatieve zorg juist een beroep gedaan op pleegzorg en wanneer nodig een residentiële instelling. Adoptie wordt niet gezien als kinderbeschermingsmaatregel, en interlandelijke adoptie van een Nederlands kind is alleen mogelijk wanneer het een familieadoptie betreft. Voor kinderen uit andere landen zouden geen andere normen mogen gelden.

Advies Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming

Het rapport van AEF waarin vier scenario's voor de toekomst van de keten voor interlandelijke adoptie zijn onderzocht, bevat geen advies over de keuze voor een scenario. De Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) is gevraagd om hierover advies uit te brengen. De RSJ zal dit advies te baseren op een eigen fundamentele beschouwing van het fenomeen interlandelijke adoptie. Het advies van de RSJ wordt in het najaar van 2016 verwacht.

Klik hier voor het rapport "De toekomst van de keten voor interlandelijke adoptie" van AEF, d.d. 17 mei 2016.GEEN EENDUIDIG BEELD OVER TOTSTANDKOMING ADOPTIE

https://www.defenceforchildren.nl/images/13/4648.pdf