Onno was een van de tattookillers: na zijn moord zocht zus Joske naar antwoorden

archive.li
21 March 2025

Onno uit Enschede was een rotjoch, een klootzak. Op z’n 30ste werd hij gevonden in de duinen van Hoek van Holland. Vermoord. Voor zijn zusje Joske Kuut een schok, maar de dag erop ging haar leven weer gewoon verder. Ogenschijnlijk, want op vakantie brak ze. „Ik kan nu zeggen dat ik van hem houd.”

 

 

Dit verhaal gaat niet over Onno, een van de beruchte ‘tattookillers’, mannen met Chinese karakters op hun rug die in opdracht liquidaties uitvoerden. Dit verhaal gaat over zijn zusje, zijn enige zusje. Het zusje dat op 26-jarige leeftijd haar grote broer verloor.

 

Omgewoelde grond

Joske herdenkt hem op 25 maart. Het is niet de sterfdag van haar broer, want die is onzeker, maar het is de dag dat hij werd gevonden in de duinen bij Hoek van Holland. Dinsdag zestien jaar geleden.

Een vrouw zocht er paddenstoelen, zag omgewoelde grond en dacht: hier ligt iets begraven. Iets groots, een paard of een mens. Ze lichtte de wijkagent in en samen begonnen ze te graven. „Na een paar scheppen stuitten ze op een spijkerbroek. Van Onno, bleek later”, zegt Joske nuchter.

 

Gemiste telefoontjes

Joske las het stukje in de krant: er was een vermoorde man gevonden, wie was onduidelijk. Tot ze op haar werk achter de receptie van een hotel in Amsterdam vier gemiste telefoontjes had van haar moeder. Ze belde terug en hoorde dat het Onno was die was gevonden.

„Het was bijna aan het eind van mijn dienst, ik werd na dat telefoontje naar huis gestuurd. De volgende morgen ging ik gewoon weer aan het werk.”

Het weeshuis

Dit tekende hun verhouding destijds. Joske en Onno hadden geen innige band, zagen elkaar een paar keer per jaar, op verjaardagen of met kerst. Onno was vier jaar ouder, de tweede jongen in het gezin Kuut en geadopteerd uit Zuid-Korea. Jaren na zijn moord is Joske er geweest en deed een aangrijpende ontdekking.

 

„Ik weet nu waar hij vandaan komt. Hoe de eerste negen maanden van zijn leven waren, maar ook zijn vroege jeugd in Enschede.” In het archief van het weeshuis in Zuid-Korea las ze hoe een man Onno in 1978 had gevonden.

Nieuwe oogjes

„Hij hoorde in een steegje een baby huilen en vond daar in een prullenbak de twee weken oude Onno, hij had een grote wond aan zijn wang. Het gevolg van geweld, aldus de papieren.” De baby werd geopereerd en kwam in het weeshuis terecht waarvandaan hij negen maanden later naar Schiphol ging waar Joskes vader en moeder hem ophaalden.

Maar ook in Enschede was het voor hem de eerste jaren niet makkelijk. Iedereen vond hem schattig, maar hij bleef het geadopteerde jongetje, altijd anders dan de rest. „Op zijn 4de vroeg hij Sinterklaas om nieuwe oogjes.” Hartverscheurend. „Ze hebben een zwaar beschadigd kindje naar Nederland gehaald.”

Rust vinden

„Het was een rotjoch, een klootzak. Je moest thuis op je tenen lopen, want hij kon zo ontploffen.” Dan trok Joske zich terug op haar kamer en verloor zichzelf in de Pinkeltjeboeken van Dick Laan terwijl beneden de ruzie woedde. Het beste moment in haar jeugd noemt ze het moment dat haar vader en moeder uit elkaar gingen en haar vader Onno meenam. „Toen kwam er rust in huis en in ons leven.”

Onno met op schoot de pasgeboren Joske.

 

Onno met op schoot de pasgeboren Joske. © Joske Kuut

Stoer, maar ook eng

Joske had niet zoveel met Onno. Onno wel met haar. „Dan kocht hij snoepjes en bracht die naar mij op school. Of hij reed met zijn brommer het schoolplein van het Kottenpark op en zei tegen iedereen: ‘Dat is mijn zusje, als je haar wat doet, dan vermoord ik je’.” Stoer, maar ook eng en beschamend.

Joske werd gepest, maar dat durfde ze hem niet te vertellen. „Ik had moedervlekken in mijn gezicht. In de brugklas noemden ze me Koe of Vlekkie. Dat mocht hij niet weten. Stel je voor dat hij die pestkop in elkaar zou slaan.”

De Onnodoos

Nu heeft ze een Onnodoos. Een doos met spulletjes die haar aan haar broer herinneren. Krantenknipsels, twee borden, foto’s, een doosje met spreuken en het belangrijkste: twee brieven die Onno haar uit de gevangenis schreef. Die brieven zijn Joske Kuut het dierbaarst. Als er brand uitbreekt, neemt ze die als eerste mee.

Ze beginnen met ‘Lieve Joske’ en eindigen met ‘Love always xxxx’. Haar broer schreef ze vanuit de gevangenis in Leeuwarden. Op donderdag 16 september 1999, om 17.00 uur om precies te zijn. Hij zat er vast voor geweld tegen de ME rond een wedstrijd van zijn geliefde FC Twente.

Op een filmpje op YouTube vertelt hij hoe hij geniet van de rellen. Voor Joske is het de enige herinnering aan zijn stem, maar ze kan er niet naar luisteren. Ze haat het wat-ie daar zegt en wat hij heeft gedaan. Gevochten, mensen in elkaar geslagen, misschien erger.

De nachtclubeigenaar

Haar broer is dood. Wie het deed, is niet zeker. Nu zestien jaar later loopt er een hoger beroep tegen vier verdachten. De politie zei haar dat het een afrekening was, maar Joske heeft nooit geweten wat haar broer op zijn kerfstok had. Ze mocht van hem niet naar zijn rechtszaken komen, niemand van de familie.

Ze was er niet benieuwd naar, hij was haar broer en dat was het. Joske wist niet waar hij zijn geld mee verdiende en wist niet dat hij wel eens om zich heensloeg, zoals bij een vechtpartij in 2004 in nachtclub Trocodero, waar een vader en zoon niet wilden betalen en waarvoor hij werd veroordeeld.

„Ik dacht, en wil dat nog steeds denken, dat hij de eigenaar van die nachtclub was. Op zijn uitvaart stonden er mooie Braziliaanse vrouwen rond de kist te huilen. Mijn moeder en ik keken elkaar aan: wie waren die vrouwen die nog harder huilden dan wij? Ze mochten hem in elk geval graag.” Dat deed haar goed.

De eerste jaren van kleine Onno.

 

De eerste jaren van kleine Onno. © Joske Kuut

Gewoon doorgaan

Onno werd gecremeerd en Joske pakte haar leven weer op zoals ze dat voor het telefoontje van haar moeder leefde. Ze dacht niet meer aan haar grote, vermoorde broer.

Tot ze op vakantie ging naar Mallorca. Even lekker eruit. Alleen. En daar op dat zonnige Spaanse eiland brak ze. „Ik huilde dagenlang. Verschrikkelijk. Ik zat vol vragen. Waarom moest hij dood? Wie had dat gedaan? Wat was er gebeurd?” Daar kreeg ze antwoorden op, uit onverwachte hoek.

De paragnost

Joske kreeg de mogelijkheid mee te werken aan een documentaire over een paragnost. Dat wilde ze wel, maar niet onder haar eigen naam. Ze deed mee als Julia. „De paragnost vertelde me dingen die ze niet kón weten. Dat hij ademnood had gehad, bijvoorbeeld.”

Ze kwam vier keer anoniem terug, zodat de paragnost niet kon googelen. In de afgelopen vijftien jaar deed ze dat vijf keer. En ze kreeg antwoorden. De belangrijkste voor haar: hij zou uit het milieu willen stappen, maar ze wilden hem niet laten gaan.

Spijt

Door de uren met de paragnost leerde ze haar broer beter kennen. Nu het te laat was. „Toen hij nog leefde sms’te ik hem heel af en toe en dan kreeg ik antwoord of niet. Een keer kwam-ie koffiedrinken in mijn flatje in Enschede, dat was zo gezellig. Nu spijt het me dat we dat niet vaker deden.”

Ze heeft spijt dat ze hem niet vaker zag, dat rotjoch, die klootzak. „Ik kan nu wel zeggen dat ik van hem houd. Ik stond bij zijn graf, ik vloekte, schold en schreeuwde. Dat voelde lekker, dat luchtte op.”

42 is ze nu. Haar zoektocht naar wie Onno was, maakte haar milder. Oordeel niet te snel, zoek naar het verhaal erachter. Ze werd er naar eigen zeggen een leuker mens van.

Dinsdag 25 maart, op haar ‘herinneringsdag’, komt ze niet terug naar Enschede. Ze pakt haar Onnodoos, leest zijn brieven, bekijkt zijn foto’s en houdt onvoorwaardelijk veel van haar grote, vermoorde broer.