'Buitenlandse adoptie houdt zichzelf in stand'

www.trouw.nl
29 May 2011

'Buitenlandse adoptie houdt zichzelf in stand'

Adoptie anno 1969. ©ANP

INTERVIEW | René Hoksbergen (70) staat bekend om zijn kritiek op internationale adoptie, die nu ook met 'handel' en 'misstanden' wordt geassocieerd. Gisteren verscheen zijn boek 'Kinderen die niet konden blijven. Zestig jaar adoptie in beeld'.

Iris Pronk29 mei 2011, 9:11

Er plopt een nieuwe e-mail op zijn scherm: 'Meneer Hoksbergen, weet u soms een psycholoog? Wij hebben namelijk problemen met onze 13-jarige, uit Haïti geadopteerde zoon.'

Dergelijke vragen krijgt hij vaak, zegt de emeritus hoogleraar adoptie in zijn werkkamer in Soest. En al heel lang: Hoksbergen loopt nu veertig jaar rond in wat hij wel 'adoptieland' noemt.

Dat is een lastig land, vol voetangels en klemmen en beelden die moeilijk met elkaar te rijmen zijn. Er zijn, ver hiervandaan, tehuizen vol kinderen die wees zijn of door hun ouders zijn afgestaan. Die met nog dertig andere baby's slapen op één zaal en amper worden aangeraakt. Er zijn ook liefdevolle, Nederlandse ouders, die één kind uit zo'n slaapzaal een nieuwe toekomst kunnen bieden.

Daar zijn de laatste jaren andere beelden overheen geschoven: van geld dat van het rijke Westen naar het arme Oosten of Zuiden schuift. Van kinderroof en -handel. En van ouders die hun kinderen misschien wél hadden gehouden, als ze tijdig geld en steun hadden gekregen.

Hoksbergen, die in de jaren zeventig in het bestuur van adoptieorganisatie Wereldkinderen zat, en in 1984 als hoogleraar adoptie werd aangesteld, heeft de laatste jaren ook oog voor die zwarte kant. Maar veertig jaar geleden was hij zelf aspirant-adoptievader, zo blijkt uit het voorwoord van zijn kloeke boek 'Kinderen die niet konden blijven. Zestig jaar adoptie in beeld'.

Waarom wilden u en uw vrouw Erica rond 1970 een kind adopteren?

"Wij hadden vrienden die toen een meisje van een jaar of drie uit Korea adopteerden. Wij vonden dat een buitengewoon aardig gebaar naar kinderen in een tehuis.

"In die tijd kwamen er ook veel beelden op tv: van alleen gelaten kinderen, van kinderen die het slecht hadden. De taferelen in zo'n weeshuis raakten ons enorm. Onze zoon is geboren in 1971, en het leek ons een geweldig idee om hem een geadopteerd broertje of zusje te geven.

"Wij vroegen ons in die tijd weinig dingen af, ook niet of die kinderen niet in Korea zelf geadopteerd konden worden. Het was gewoon naïviteit. Als jonge mensen, dertigers, schiet je vol enthousiasme in de kinderen-help-gedachte."

Waarom ging die adoptie niet door?

Erica Hoksbergen, die ook even aanschuift, antwoordt: "Van een particuliere bemiddelaar kregen we indertijd een Indiaas jongetje aangeboden, dat even oud was als onze eigen zoon. Dat wilden we niet, dat hebben we geweigerd, omdat het voor de gezinsopbouw niet goed is. Het tweede kind moet jonger zijn dan het eerste, ook als het om een adoptiekind gaat. En voor Korea ontstonden er al gauw lange wachtlijsten. Toen dachten we: we zitten op de stoel van een ander, van ongewenst kinderlozen. Wij trekken ons terug."

Haar man: "Achteraf is dat een goeie beslissing geweest, omdat ik daardoor volkomen onafhankelijk kan staan ten opzichte van het fenomeen adoptie. Dat kan niet, als je thuis een geadopteerd kind hebt."

U staat inmiddels bekend als adoptiecriticus. Kunt u een moment aanwijzen waarop u oog begon te krijgen voor de negatieve aspecten?

"Ik denk dat ik vanaf midden jaren tachtig steeds kritischer werd. Onder meer door discussies met Geertje van Egmond, die een boek schreef over de moeilijke hechting van adoptiekinderen en de gezinsproblemen die daaruit voortkwamen.

"Ik ontmoette ook steeds meer volwassen geadopteerden, die worstelen met een grote vraag: 'Wie ben ik?' Ze hebben er een levenstaak bij: verwerken dat ze niet bij hun eigen ouders opgroeien. Die taak kan overigens staan naast succes in werk en gezin, en naast een goed contact met hun adoptieouders."

U benadrukt altijd dat u veel respect hebt voor adoptieouders. Tegelijkertijd bekritiseert u het systeem van interlandelijke adoptie. Valt dat wel met elkaar te rijmen?

"Ik kan heel veel adoptieouders tot mijn fans rekenen. Zij weten dat ik ten diepste respect voor ze heb. Ik heb in de afgelopen jaren honderden huizen bezocht van adoptiegezinnen, en heb gezien dat ze zich geweldig voor die kinderen inzetten.

"Nederlandse adoptieouders zijn voor 95 procent integer. Ze hebben het vertrouwen gehad dat de Nederlandse adoptieorganisaties goed werk deden, en dat zij zich dus niet hoefden af te vragen of het wel goed was dat hun kind voor adoptie was aangemerkt.

"Alleen weten we nu dat de adoptieorganisaties clubs van naïeve mensen zijn, die in de zendende landen niet goed genoeg controleerden waar kinderen vandaan kwamen. Men is te gemakkelijk goed van vertrouwen geweest. Dat geldt ook voor Wereldkinderen (het grootste adoptiebureau in Nederland, red.). Dat werkte met een contact in Ethiopië dat duidelijk niet betrouwbaar was. Ze zijn hier terecht mee gestopt.

Het probleem van de adoptieorganisaties is dat ze moeten blijven bestaan, dús moeten ze wel kinderen hiernaartoe halen. Maar dat reken ik de ouders niet aan."

Intussen zijn er wel weeshuizen vol kinderen. Die zijn toch beter af in een gezin?

"Ja, dat is waar. Maar de landen met die overvolle weeshuizen moeten hun problemen zelf oplossen. Ze moeten investeren in voorbehoedsmiddelen, geboorteplanning, onderwijs, een betere verdeling van de rijkdom. Die processen zijn ook gaande. Tegenwoordig worden kinderen gelukkig steeds vaker in het land zelf geadopteerd. Ik heb veel lezingen gegeven in India, voor Indiase adoptieouders, en ik ben buitengewoon positief getroffen door hun inzet voor de kinderen. Die ontwikkelingen moeten wij bevorderen."

Maar voordat in sommige arme landen onderwijs, kinderbescherming en geboorteplanning op poten zijn gezet, zijn we tientallen jaren verder. Daar heeft dat kind dat vandaag te vondeling wordt gelegd, toch niks aan?

"Het gaat niet om dat ene kind, het gaat om miljoenen kinderen. We besteden heel veel geld aan het weghalen van dat kind uit zijn land. Ik zeg: besteed het geld in zijn land zelf, aan voorlichting, het verstrekken van voorbehoedsmiddelen. Vergelijk het maar met ontwikkelingshulp: we zijn er met z'n allen achtergekomen dat het geven van voedsel de oplossing niet is. Een land moet zelfstandig worden, ook in de zorg voor zijn eigen kinderen.

"En als je maar kinderen blijft weghalen uit een land, kunnen de ouders daar blijven denken: het kan naar het Westen, daar krijgt het een beter leven. Dat kan bevorderen dat ouders hun kinderen blijven afstaan. Buitenlandse adoptie is een fenomeen dat zichzelf dan instandhoudt.

"Kijk, ik heb ook staan huilen bij het angstige, onzekere gezichtje van een anderhalfjarig kindje in een Indiaas tehuis. Omdat ik wist: dit kind is nu al beschadigd. Maar je kunt een macroprobleem niet oplossen door één zielig kindje hiernaartoe te halen."

Ouders die recent een kind hebben geadopteerd, zijn op de hoogte van de risico's van adoptie. U noemt ze in uw boek 'de generatie die zich bewust is van tegenstrijdigheden'. Wat adviseert u hun?

"Bij elk kind hoort een verhaal, dat dienen adoptieouders zo goed mogelijk te controleren. Laten ze alsjeblieft kritisch zijn. Als het kind eenmaal in hun gezin is, dan is dat de werkelijkheid. Het is hun taak om dat kind op te laten groeien tot een maatschappelijk waardevol mens.

"Adoptie roept misschien aan alle kanten vragen op, maar ik wil tegelijkertijd benadrukken dat de meeste kinderen hier in Nederland wel goed terecht zijn gekomen."

Maar eigenlijk is uw boodschap: adopteer liever niet?

"Nee, ik zeg dat aspirant-ouders veel kritischer moeten zijn dan de ouders vroeger waren. Ze moeten kritischer kijken naar de adoptieorganisaties, maar ook naar de informatie uit het zendende land. En niet te gauw willen adopteren uit landen die door een ramp zijn getroffen, zoals Haïti. Daar moeten ze voorlopig nog wegblijven.

"Maar als jij als aspirant-ouder heel kritisch bent, en je bent ervan overtuigd dat adoptie voor dit kind goed is, dan zeg ik: hoera. Hoera voor dit kind."

Vaker negatief in het nieuws

'Kinderloos echtpaar zoekt kind'- advertenties met een dergelijke strekking verschenen vlak na de Tweede Wereldoorlog regelmatig in Nederlandse kranten. Dat doe-het-zelven was riskant, vond wetenschapper Hendrik Pieter Cloeck. Hij deed daarom een voorstel voor de eerste adoptiewet, die in 1956 werd ingevoerd.

In zijn boek 'Kinderen die niet konden blijven. Zestig jaar adoptie in beeld' beschrijft emeritus hoogleraar René Hoksbergen als eerste gedetailleerd de roerige geschiedenis van adoptie in Nederland.

Die begon met niet-Joodse pleegouders die Joodse oorlogskinderen wilden adopteren. En met Nederlandse, ongehuwde moeders die hun 'bastaarden' ter adoptie afstonden. De eerste generatie adoptieouders (tot 1970) was volgens Hoksbergen traditioneel en gesloten. Ze verzwegen voor de buitenwereld vaak dat hun kinderen waren geadopteerd.

Na 1970 nam de adoptie van kinderen uit het buitenland (in het begin vooral Zuid-Korea) een vlucht. Bekend is de tv-uitzending 'Mies en scène' in februari 1967, waarin schrijver Jan de Hartog vertelde over de twee Koreaanse zusjes die hij en zijn vrouw hadden geadopteerd. Het comité 'Actie Hulpverlening aan Vietnamese en Koreaanse kinderen', dat naar aanleiding van de uitzending werd opgericht, werd overspoeld door mensen die dolgraag zo'n hulpbehoevend kind in hun gezin wilden opnemen.

Ook andere landen raakten populair als adoptieland: Colombia bijvoorbeeld, en sinds eind vorige eeuw vooral China. Maar het aantal Chinese adoptiekinderen dat naar Nederland komt, neemt snel af. In 2004 waren het er 800, in 2010 nog maar 306.

De laatste tijd is adoptie vaak negatief in het nieuws. Chinese adoptiekinderen bleken te zijn geroofd of weggenomen door ambtenaren. De Nederlandse adoptieorganisatie Meiling bemiddelde bij adopties uit een malafide kindertehuis in Zuid-India. En Wereldkinderen besloot recent om niet langer uit Ethiopië te adopteren, omdat de dossiers van veel kinderen niet klopten. Zo bleken zogenaamde wezen nog levende ouders te hebben.

René Hoksbergen: 'Landen met overvolle weeshuizen moeten hun problemen zelf oplossen.' ©Werry Crone

Adoptieorganisaties zijn clubs van naïeve mensen, die in de zendende landen niet goed genoeg controleerden waar kinderen vandaan kwamen