More insight into adoptees
Meer zicht op geadopteerden
Adoptienazorg: uitdagingen, verantwoordelijkheden, rollen
en taken in beeld
Paul Duijvestijn
Bram van Dijk
RAPPORT
2 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
Meer zicht op geadopteerden
Adoptienazorg: uitdagingen, verantwoordelijkheden, rollen en
taken in beeld
Paul Duijvestijn
Bram van Dijk
Amsterdam, 11 maart 2015
Paul Duijvestijn
pduijvestijn@dsp-groep.nl
M 06 458 825 11
Bram van Dijk
bvandijk@dsp-groep.nl
M 06 553 923 68
3 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
Inhoud
Adoptienazorg: aanleiding en doel 4
Meer aandacht voor adoptienazorg 5
Het doel en de status van deze notitie 6
Adoptienazorg in 3 fases 7
Opbouw en leeswijzer 7
1 De duidingsfase: voorafgaand aan de matching 8
1.1 Ontsluiten en verzamelen van informatie: kwetsbare en beschermende factoren in beeld 8
1.2 Duiden van de beschikbare informatie: de rol van de kinderarts 9
1.3 Samenvattend: verantwoordelijkheden, taken en actiepunten 11
2 De evaluatiefase: het eerste jaar na aankomst 13
2.1 De medische evaluatie: binnen 2 weken na aankomst 13
2.2 Oudercursus en thuisconsultatie of ondersteuning op maat: het eerste jaar na aankomst 15
2.3 Samenvattend: verantwoordelijkheden, taken en actiepunten 18
3 De nazorgfase: vinger aan de pols op de langere termijn 20
3.1 Adoptiegezinnen gevolgd: adoptiealertheid in de directe omgeving van het adoptiegezin 21
3.2 Bevorderen van adoptiealertheid en -basiskennis 23
3.3 Samenvattend: verantwoordelijkheden, taken en actiepunten 24
Bijlagen 26
B1 Betrokken partijen
B2 Overzicht kinderartsen in Nederland met ervaring op het gebied van buitenlandse adoptie
B3 NVK-richtlijn ‘Onderzoek bij buitenlandse adoptiekinderen’
B4 Spelers in het adoptieveld: overzicht van taken en verantwoordelijkheden op hoofdlijnen
4 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
Adoptienazorg: aanleiding en doel
In het ‘Internationale Verdrag van de Rechten van het Kind’ (1989) is door de Verenigde Naties
vastgelegd dat ieder kind het recht heeft om op te groeien in een gezin. Kinderen die niet door hun
biologische ouder(s) kunnen worden opgevoed krijgen door adoptie de kans om toch in een gezin
op te groeien. Onderzoek1 maakt duidelijk dat dit de ontwikkelingskansen van deze kinderen
aanzienlijk verbetert. De stabiele zorg van adoptieouders kan adoptiekinderen helpen om
schadelijke gevolgen van ondervoeding of verwaarlozing te boven te komen.
Maar adoptiekinderen zijn wel kwetsbare kinderen. Ze hebben veel meegemaakt, gemist en
verloren. Juist deze kinderen verdienen het om terecht te komen in een gezin en omgeving, waar
zij de zorg krijgen die ze nodig hebben. Dit vraagt extra inspanning en specifieke kennis en
vaardigheden; in de eerste plaats van adoptieouders, maar ook van andere betrokkenen, zoals
scholen, kinderopvang, jeugdgezondheidszorg, wijkteams en huisarts.
Adoptie is geen gemakkelijke en vanzelfsprekende vorm van ouderschap. Er kunnen complexe
opvoedingsvragen ontstaan, die niet vanzelf voorbij gaan of met behulp van mensen uit het eigen
netwerk opgelost kunnen worden. Adoptiegezinnen hebben een inhaalslag te maken op het gebied
van herstel van hechting en traumabehandeling. Daarom is het belangrijk dat adoptieouders goed
worden voorbereid en dat zij, maar ook andere ‘spelers’ in de directe omgeving, waar nodig een
beroep kunnen doen op experts met adoptiespecifieke kennis en ervaring.
De ondersteuning aan geadopteerden en adoptiegezinnen, zowel op medisch als psychosociaal
gebied, noemen we adoptienazorg. Dit vormt onderdeel van het algemene aanbod van jeugdzorg,
maar in deze notitie staat de vraag centraal wat verder nog nodig is aan specifieke adoptienazorg.
De inhoud is in samenspraak met betrokken partijen uit het veld bepaald: zie bijlage 1. Met elkaar
hebben zij de wenselijke opzet van adoptienazorg benoemd en beschreven welke stappen daartoe
moeten worden gezet. De kern van de notitie bestaat uit een afsprakenkader (groeidocument: zie
verder), dat beschrijft wie wat wanneer doet in de nazorg van geadopteerden en adoptiegezinnen.
Met als uiteindelijk en gezamenlijk doel dat geadopteerden zo goed en gezond mogelijk kunnen
opgroeien.
Noot 1 Zie onder meer: Schoenmaker, C. (2014). From Infancy to Young Adulthood: The Leiden Longitudinal
Adoption Study. Leiden: Child and Family Studies, Institute of Education and Child Studies, Faculty of Social and
Behavioural Sciences, Leiden University. En: ADOC (2006). Groei, ontwikkeling en gezondheid van adoptiekinderen:
wetenschappelijk onderzoek samengevat. Leiden: Adoptie Driehoek Onderzoeks Centrum.
5 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
Meer aandacht voor adoptienazorg
Voorafgaand aan de plaatsing van een adoptiekind doorlopen aspirant adoptieouders een verplicht
traject van zes voorlichtingsbijeenkomsten door de Stichting Adoptievoorzieningen (SAV),
onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming en matching en bemiddeling door
vergunninghouders2
. De Centrale autoriteit internationale kinderaangelegenheden van het
ministerie van Veiligheid en Justitie heeft hierin een toetsende rol. Op deze manier wordt er in het
voortraject voor gezorgd dat adopties zo goed mogelijk verlopen.
Ook na de plaatsing van het adoptiekind in het gezin is het echter belangrijk om zicht te houden op
adoptiekinderen en -gezinnen, zodat dreigende problemen in de ontwikkeling, ouder-kind relatie of
thuissituatie zo vroeg mogelijk gesignaleerd en getackeld kunnen worden. De vraag is hoe dit zicht
geregeld kan worden, zonder op voorhand onnodig veel te problematiseren.
De Inspectie Jeugdzorg (IJZ)
Een belangrijke aanleiding voor deze notitie vormen de conclusies en aanbevelingen van een
onderzoeksrapport van de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) in 2013.
3 Daarin spreekt de Inspectie van
onevenwichtigheid in de fase voorafgaand aan de adoptie en de fase daarna. De IJZ is van mening
dat het zicht op het kind in het gezin onvoldoende is geborgd, waardoor een mogelijke stagnerende
ontwikkeling of toenemende problemen niet tijdig worden gesignaleerd. De IJZ doet de aanbeveling
om een vorm van nazorg – in de vorm van een medisch en psychosociaal onderzoek – vast
onderdeel te laten uitmaken van de adoptieprocedure.
Om hieraan invulling te geven heeft de staatssecretaris van het ministerie van VWS per brief van
28 mei 2013 aan de Tweede Kamer toegezegd een handreiking op te laten stellen. Voorliggende
notitie beschrijft op welke wijze de ketenpartners adoptienazorg gaan versterken. In samenhang
hiermee wordt daarnaast een praktische handreiking ontwikkeld voor professionals, die in hun werk
af en toe te maken krijgen met adoptie(kinderen), zoals jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen,
pedagogisch medewerkers in de kinderopvang, huisartsen en leerkrachten. De handreiking is
bedoeld om deze groepen adoptiealert te maken.
Achtergrondcijfers
In 2013 zijn er 401 adoptiekinderen in Nederland aangekomen. Er is de afgelopen jaren sprake van
een dalende trend4
, maar vooral valt op dat het profiel van de geadopteerde kinderen is veranderd.
In vergelijking met een aantal jaar terug zijn de adoptiekinderen, die naar Nederland komen,
gemiddeld ouder. Meer dan de helft van de kinderen, die in 2013 naar Nederland kwamen, is twee
jaar of ouder. Bovendien hebben adoptiekinderen in toenemende mate een medische aandoening
en/of een belaste sociaal-emotionele achtergrond (‘special needs’): in 2013 gold dit voor 61
procent van alle geadopteerde kinderen.
5
Van adoptieouders en de omgeving vraagt dat veel
draagkracht en extra kennis en opvoedingsvaardigheden. Dit benadrukt het belang van goede en
gestructureerde adoptienazorg.
Noot 2 vergunninghouders zijn de organisaties die een vergunning hebben van het ministerie van Veiligheid en
Justitie om te bemiddelen bij interlandelijke adoptie.
Noot 3 Inspectie Jeugdzorg (januari 2013). Casusonderzoek interlandelijke adoptie. Onderzoek naar aanleiding van
een mislukte adoptie. Utrecht: Inspectie Jeugdzorg.
Noot 4 In 2011 werden 529 kinderen door Nederlandse ouders geadopteerd en in 2012 ging het om 488
interlandelijke adopties. In de jaren daarvoor ( 2007 tot en met 2010) lag het aantal adopties nog boven de 700.
Noot 5 Bron: SAV (2014). Jaarverslag 2013. Utrecht: Stichting Adoptievoorzieningen.
6 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
Figuur 1 Adopties 2013 – leeftijd en achtergrond adoptiekinderen
Bron: SAV (2014). Jaarverslag 2013. Utrecht: Stichting Adoptievoorzieningen.
Het doel en de status van deze notitie
Met elkaar staan de ketenpartners, die direct betrokken zijn bij adoptie, voor de uitdaging om de
onderlinge samenwerking in de adoptieketen te versterken, te zorgen voor meer evenwicht tussen
de fase voorafgaand aan de adoptie en de fase na plaatsing en het zicht op geadopteerden en
adoptiegezinnen te bevorderen. Dit moet ertoe leiden dat geadopteerden en adoptiegezinnen de
ondersteuning krijgen die ze nodig hebben.
Deze notitie is vooral bedoeld als gedeeld afsprakenkader. Het is het resultaat van een proces,
waarin met vertegenwoordigers van diverse betrokken partijen (zie bijlage 1) gesproken is over de
gewenste invulling van adoptienazorg en over de bijbehorende verantwoordelijkheden, rollen en
taken in de verschillende fases van adoptienazorg. Voorliggend document schept hierin
duidelijkheid. Daarmee is het op te vatten als breed gedragen richtlijn voor de verschillende
ketenpartners. De komende tijd wordt bezien in hoeverre de afspraken ook wettelijk verankerd
kunnen worden. Tevens biedt de notitie een verantwoording en onderbouwing van de stappen die
zijn en worden gezet, mede ook in reactie op de aanbevelingen van de Inspectie Jeugdzorg.
Groeidocument
Adoptienazorg is in ontwikkeling. De hoofdlijnen van die ontwikkeling zijn duidelijk, maar
verschillende onderdelen behoeven nog een nadere uitwerking. Voorliggend document biedt,
kortom, een goede basis, maar de inhoud dient jaarlijks te worden geactualiseerd. Ook al om er
voor te zorgen dat adoptienazorg blijft aansluiten op nieuwe ontwikkelingen en inzichten, zoals de
decentralisaties. Uitgangspunt daarbij is dat de keuzes en stappen, zoals in voorliggend document
bepleit, een structureel karakter krijgen, ook na de transitie jeugdzorg d.d. 1 januari 2015.
Vanaf 1 januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van alle jeugdhulp,
inclusief de preventieve adoptienazorg. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) – de
belangenbehartiger van de gemeenten – heeft besloten de preventieve adoptienazorg zoals
verzorgd door Stichting Adoptievoorzieningen in elk geval tot 2017 landelijk – namens alle
gemeenten – te financieren. Dit betekent dat gemeenten hiervoor geen aparte voorzieningen
hoeven te treffen.
7 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport blijft systeemverantwoordelijk. Dat betekent
onder meer dat VWS het proces en de voortgang van de in de volgende paragraaf beschreven
evaluatiefase en nazorgfase bewaakt. Hierin werkt zij nauw samen met de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten en het ministerie van Veiligheid en Justitie – dat verantwoordelijk is voor
de stappen die vooraf gaan aan de plaatsing van geadopteerden.
Adoptienazorg in 3 fases
Adoptienazorg betreft hulpverlening aan geadopteerden en hun opvoeders, zowel op medisch als
op psychosociaal gebied. Het varieert van een preventief aanbod tot behandeling van zeer
complexe problematiek. Uitgangspunt is dat de hulp zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig is.
Hierbij past een getrapte werkwijze (‘stepped care’), waarbij signalering, preventie en interventie
een samenhangend geheel vormen. Door in een vroeg stadium te signaleren en (aspirant)
adoptieouders in hun kracht te zetten kan inzet van dure gespecialiseerde zorg in een latere fase
zoveel mogelijk worden voorkomen. Deze werkwijze komt ook de ontwikkeling van het kind ten
goede. In aansluiting hierop onderscheiden we drie fases:
Fase adoptienazorg Doel
1. De duidingsfase
voorafgaand aan de matching
Het bevorderen van de kwaliteit van de matching, door een zo goed en
volledig mogelijk beeld te verkrijgen over de medische en psychosociale
achtergrond van het adoptiekind en aspirant adoptieouders hierover
adequaat te informeren.
2. De evaluatiefase
in het eerste jaar na plaatsing
Eventuele medische -, ontwikkelings- en opvoedingsrisico’s snel in beeld
krijgen, om waar nodig vroegtijdig passende hulp te kunnen bieden. Tevens
versterken van adoptieouders als opvoeder.
3. De nazorgfase
op de langere termijn
Vroegsignalering en het waar nodig inzetten van passende deskundigheid
bij (dreigende) problemen in het opgroeien en/of opvoeden en specifieke
adoptie gerelateerde vragen.
Opbouw en leeswijzer
De notitie is opgebouwd aan de hand van deze drie fases. Elke fase wordt toegelicht en uitgewerkt
in een apart hoofdstuk. De hoofdstukken laten zich ook afzonderlijk lezen.
Per fase gaan we in op de belangrijkste uitdagingen en benoemen we de bijbehorende rol- en
taakverdeling.6
Elk hoofdstuk sluit af met een actielijst. Daarin zijn zaken en taken opgenomen die
op de korte termijn om een verdere uitwerking vragen.
Noot 6 Zie Bijlage 4 voor een overzicht van verantwoordelijkheden en taken van de belangrijkste spelers in het
adoptieveld op hoofdlijnen.
8 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
1 De duidingsfase: voorafgaand aan
de matching
Een belangrijk uitgangspunt is dat een adoptiekind terecht komt in een gezin, dat past bij en recht
doet aan de specifieke behoeften van dat kind. Zeker nu steeds meer kinderen met special needs,
oudere kinderen en meerlingen ter adoptie worden aangeboden is een goede, passende
opvoedingssituatie minder vanzelfsprekend.
Het betekent dat de vaardigheden, mogelijkheden en belastbaarheid van aspirant adoptieouders
moeten passen bij de specifieke behoeften van een adoptiekind. In Nederland is het aan de
vergunninghouders om die inschatting te maken7
of de vanuit de zendende landen voorgestelde
match te bekrachtigen. Hoe kan de kans op een succesvolle match tussen adoptiekind en
adoptieouders worden geoptimaliseerd, zonder door te schieten in risicobeperking? Die vraag staat
centraal in fase 1, de duidingsfase. Kern van deze fase is het achterhalen en vervolgens duiden
oftewel interpreteren van de informatie, die nodig is om een goede match tot stand te brengen.
1.1 Ontsluiten en verzamelen van informatie: kwetsbare en
beschermende factoren in beeld
Voorwaarde voor het tot stand brengen of beoordelen van een goede match is dat de
vergunninghouders beschikken over voldoende relevante informatie over zowel aspirant
adoptieouders als (potentieel) adoptiekind en familieachtergronden.
De aspirant adoptieouders in beeld: het raadsonderzoek
De Raad voor de Kinderbescherming verzamelt in het voortraject informatie over de aspirant
adoptieouders middels het gezinsonderzoek. Daarmee zijn de omstandigheden, vaardigheden,
risicofactoren en belastbaarheid van de aspirant adoptieouders in beeld. Daarbij is de mogelijkheid
aanwezig dat de Centrale autoriteit op aangeven van de vergunninghouders tijdens de
bemiddelingsfase hun twijfels over aspirant-adoptiefouders kunnen uiten. De Centrale autoriteit kan
de Raad voor de Kinderbescherming vervolgens verzoeken een aanvullend onderzoek in te stellen.
Mocht in de nazorg de noodzaak blijken om een beschermingsmaatregel te treffen, dan kan hiervan
door de verantwoordelijke gemeente of een gecertificeerde instelling melding worden gemaakt bij
de Raad voor de Kinderbescherming.
Het adoptiekind in beeld: medische en psychosociale verificatiepunten
Het verzamelen van informatie over de achtergrond en medische en sociaal-emotionele
ontwikkeling van (potentiële) adoptiekinderen ligt bij de vergunninghouders. In overeenstemming
met het Kwaliteitskader vergunninghouders Interlandelijke Adoptie8
dient de bemiddeling altijd
gebaseerd te zijn op actuele, betrouwbare en zo volledig mogelijke informatie.
Noot 7 met name op basis van het kinddossier uit het land van herkomst en het gezinsrapport van de Raad voor de
Kinderbescherming.
Noot 8 Het Kwaliteitskader – 2e herziene versie van 27 mei 2013 – bevat een aantal kwaliteitseisen met betrekking
tot de rol van de vergunninghouders in de adoptieprocedure.
9 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
Om de kwaliteit van en uniformiteit in de informatievergaring te bevorderen wordt geadviseerd dat
de vergunninghouders, in aanvulling op het Kwaliteitskader, elk kind c.q. dossier standaard
checken op een aantal vaste, objectieve en wetenschappelijke medische en psychosociale
verificatiepunten ‘met voorspellende waarde’. Het gaat daarbij om kwetsbare én beschermende
factoren, waar informatie over gewenst is.
De Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) heeft de medische verificatiepunten
inmiddels in concept ontwikkeld. Daarvoor heeft zij de medische lijst van het Haags Adoptieverdrag
als basis gebruikt. De verificatiepunten bevatten aspecten, die nodig zijn om te kunnen inschatten
of een kind zich later zelfstandig in de maatschappij kan redden. De NVK stelt voor onderscheid te
maken tussen operabele of behandelbare aandoeningen (bijv. schisis), aandoeningen waar goed
mee te leven valt (bijv. heterozygote thalassaemie), aandoeningen die onzekerheid geven (bijv.
NF1), complexe aandoeningen (bijv. syndromen) en aandoeningen met geringe kwaliteit van leven
(bijv. ernstige hartafwijkingen).
De Stichting Adoptievoorzieningen (SAV) heeft inmiddels de psychosociale verificatiepunten in
concept ontwikkeld. Het gaat hierbij om in het kinddossier te traceren risico- en beschermende
factoren, zoals de hechtingsbasis (wijze van afstand, aantal overplaatsingen) en de typering en
kwaliteit van het tehuis/pleeggezin.
Het is de taak en verantwoordelijkheid van de vergunninghouders om elk kind of dossier standaard
op alle verificatiepunten te checken. Niet altijd echter is alle informatie in de landen van herkomst te
achterhalen9
, onder meer omdat de mogelijkheden voor nader medisch onderzoek veelal beperkt
zijn. Uitgangspunt is dat de vergunninghouders een onderbouwing geven Indien het niet lukt om
bepaalde informatie (verificatiepunten) te achterhalen. Welke en hoeveel informatie minimaal
bekend moet zijn valt niet vooraf aan te geven: er is hierin geen gouden standaard. Het gaat om
maatwerk, waarbij de vergunninghouder en vervolgens de Centrale autoriteit internationale
kinderaangelegenheden elk individueel dossier weegt respectievelijke toetst op basis van het
totaalbeeld en het risicoprofiel gebaseerd op de verificatiepunten.
1.2 Duiden van de beschikbare informatie: de rol van de kinderarts
Een zorgvuldige weging of duiding van het opgebouwde dossier betekent: bepalen of er voldoende
informatie is en indicaties zijn voor een succesvolle bemiddeling. De Inspectie Jeugdzorg dringt erop
aan om alle dossiers te laten duiden door een kinderarts, om zo een kwalitatief goede, uniforme en
objectieve duiding te garanderen. Op dit moment doet één vergunninghouder dit. De andere
vergunninghouders schakelen alleen bij twijfel over de medische situatie een (kinder)arts in om het
dossier te duiden.
De aanbeveling van de Inspectie Jeugdzorg voor een medische duiding van dossiers is door het
ministerie van Veiligheid en Justitie overgenomen. In dit kader start het ministerie – in samenwerking
met de vergunninghouders en de NVK – met een pilot om te bepalen op welke wijze de aanbevolen
duiding in te voeren. De pilot dient om inzicht te krijgen in de wijze waarop een uniforme en
Noot 9 Juist daarom is het essentieel dat de vergunninghouders sterk blijven inzetten op de kwaliteit en
betrouwbaarheid van de contacten in de zendende landen,
10 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
objectieve werkwijze bij de duiding kan worden bereikt.10
Dit ondanks de grote verschillen in kwaliteit
van de uit de landen van herkomst afkomstige rapportages.
Bijkomend voordeel van de betrokkenheid van kinderartsen als onafhankelijke professionals in het
bemiddelingsproces is dat dit de rol van de Centrale autoriteit internationale kinderaangelegenheden
vereenvoudigt en zuiverder maakt.
De kinderartsen richten zich primair op de medische toetsing van dossiers, maar indien er vragen of
onduidelijkheden zijn of blijven over de psychosociale achtergrond kan de vergunninghouder, al dan
niet op aanbeveling van de kinderarts, advies inwinnen bij een pedagogisch adoptie-expert.
11
De groep van in adoptie gespecialiseerde kinderartsen (zie bijlage 2) ziet veel adoptiedossiers
voorbijkomen. Met het oog op uniformiteit en voortdurende kwaliteitsontwikkeling is het aan deze
groep om periodiek af te stemmen over trends, de kwaliteit van de dossiers, ontbrekende informatie
enz. Deze informatie dienen zij minimaal eens per jaar terug te koppelen aan de
vergunninghouders. Ook kan het leiden tot bijstelling of aanvulling van de in 1.1 genoemde
‘bijsluiter’ met verificatiepunten. Om de kwaliteit en uniformiteit verder te bevorderen zal de NVK
binnen de pilot een vast format voor de medische duiding ontwikkelen en gaan gebruiken.
Informeren in het belang van aspirant-adoptieouders en adoptiekinderen
Aspirant adoptieouders hebben veel behoefte aan informatie. Zij hebben behoefte aan zo realistisch,
objectief en volledig mogelijke informatie over de medische en psychosociale achtergrond van het
met hen gematchte adoptiekind, opdat ze goed zijn voorbereid en weten waar ze aan beginnen. Met
het oog op de toekomst is dergelijke informatie, onder meer over erfelijke ziekten, ook voor
geadopteerden zelf (en hun toekomstig nageslacht) van groot belang. Tegelijk is het belangrijk om
richting aspirant adoptieouders (en later ook geadopteerden) te benadrukken dat risico’s en
onzekerheden er tot op zekere hoogte bij horen en dat de beschikbare psychosociale informatie niet
altijd even ‘hard’ is.
In de duidingsfase zijn de vergunninghouders primair verantwoordelijk voor het informeren van
aspirant adoptieouders. Wanneer sprake is van medische risicofactoren is het zaak dat zij aspirant
adoptieouders adviseren om – voorafgaand aan de acceptatie van het voorstel – het dossier te
bespreken met een kinderarts (bij voorkeur van ‘de lijst’: zie bijlage 2), zodat zij zo volledig mogelijk
zijn geïnformeerd. Dit is zoals gezegd in het belang van aspirant adoptieouders zelf. De
eerdergenoemde pilot kan tevens duidelijk maken wanneer een dergelijk informatiegesprek met
een kinderarts al dan niet meerwaarde heeft.
Voor vragen van psychosociale aard kunnen de vergunninghouders, al dan niet op advies van de
kinderarts, weer een beroep doen op de Stichting Adoptievoorzieningen of een andere adoptieexpert. Ook kunnen aspirant adoptieouders natuurlijk persoonlijk advies inwinnen bij een adoptieexpert als zij aarzelingen, vragen of twijfels hebben. De telefonische advieslijn van de Stichting
Adoptievoorzieningen biedt in dit verband de mogelijkheid tot kosteloze telefonische consultatie.
Het gaat dan nadrukkelijk niet om de inhoud van het dossier, maar om de eigen onzekerheden van
de aspirant adoptieouder(s) over het mogelijke ouderschap.
Noot 10 In de pilot wordt gewerkt met een gecontroleerde situatie waarbij voor 70 dossiers proefondervindelijk wordt
bekeken hoe de duiding verloopt. Bij de duiding van de dossiers door de kinderarts wordt gekeken naar zowel de
medische als psychosociale situatie van het kind. Ook het kosten- en tijdsaspect worden in de pilot meegewogen,
evenals de wijze waarop dit instrument in de werkzaamheden van de vergunninghouders een plek kan krijgen.
Noot 11 Indien de Stichting Adoptievoorzieningen (SAV) hier telefonisch voor wordt ingeschakeld zijn daar voor de
vergunninghouder en aspirant-adoptieouder geen extra kosten aan verbonden. Voor een 1 op 1 consult brengt de SAV
een ouderbijdrage in rekening (in 2014: € 65).
11 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
1.3 Samenvattend: verantwoordelijkheden, taken en actiepunten
Onderstaand volgt een opsomming van de verantwoordelijkheden en reguliere taken van de
belangrijkste spelers in de duidingsfase.
De Raad voor de Kinderbescherming:
? Opstellen gezinsrapport, dat duidelijkheid geeft over de omstandigheden, vaardigheden,
mogelijkheden, risicofactoren en belastbaarheid van aspirant adoptieouders. Dit vormt een
belangrijke informatiebron voor de vergunninghouders voor de matching.
? Stimuleren dat ketenpartners hun eventuele twijfels over (aspirant) adoptieouders doorgeven
en hier zo nodig gevolg aan geven (aanvullend onderzoek, extra ondersteuning, anderszins).
De vergunninghouders:
? Ontsluiten en verzamelen van informatie over de medische en psychosociale achtergrond van
(potentiële) adoptiekinderen, dit mede aan de hand van de ‘bijsluiter’ met verificatiepunten
(risico- en beschermende factoren).
? Zorgvuldig wegen c.q. duiden van het opgestelde dossier, met als doel om (zo mogelijk) tot
een goede matching te komen of een voorgestelde match vanuit de zendende landen goed te
kunnen beoordelen.
? Zo volledig mogelijk informeren van aspirant adoptieouders, maar tevens benadrukken dat
risico’s en onzekerheden er tot op zekere hoogte bij horen en niet zijn uit te sluiten.
? Aspirant adoptieouders adviseren om voorafgaand aan acceptatie van het voorstel een
kinderarts te raadplegen en in voorkomende gevallen tevens een pedagogisch adoptie-expert.
? Vergunninghouders onderling: periodiek afstemmen en uitwisselen over de wijze van
informatieverzameling en duiding. Tevens terugkoppeling geven aan de Raad voor de
Kinderbescherming en het ministerie van Veiligheid en Justitie.
De (in adoptie gespecialiseerde) kinderartsen:
? Duiden van de dossiers volgens een vast format en rapporteren aan de vergunninghouders.
? Bespreken van dossiers met gematchte aspirant adoptieouders.
? Groep van in adoptie gespecialiseerde kinderartsen NVK: periodiek afstemmen en uitwisselen
over trends, kwaliteit dossiers, ontbrekende informatie enz., met terugkoppeling naar
vergunninghouders en aan de Centrale autoriteit. Tevens ontwikkeling van duidingsformat.
Stichting Adoptievoorzieningen (en eventueel andere adoptie-experts):
? Voorbereiding, voorlichting en procesbegeleiding van aspirant adoptieouders.
? Organiseren van themabijeenkomsten in de periode van voorlichting tot afreizen.
? Op verzoek adviseren bij psychosociale duiding van dossiers.
? Op verzoek informeren (consultatie) van aspirant adoptieouders bij onzekerheden, twijfels,
vragen en onduidelijkheden van psychosociale aard en over het mogelijke ouderschap.
Centrale autoriteit internationale kinderaangelegenheden:
? Procedureel en inhoudelijk toetsen van matchingsvoorstellen.
12 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
Actie- en uitwerkingspunten
Actie Verantwoordelijk Planning
Opzetten pilot meerwaarde standaard inzet kinderartsen
in duidingsfase: uitwerking
Ministerie van VenJ i.s.m.
vergunninghouders en NVK
Start
oktober 2014
Verder uitwerken van huidige concept van medische en
psychosociale verificatiepunten (als onderdeel van pilot)
Ministerie van VenJ i.s.m.
vergunninghouders en NVK
Start
oktober 2014
Zorgen voor een meldpunt voor ketenpartners, waarin twijfels
over (aspirant-)ouders kunnen worden gemeld.
Raad voor de
Kinderbescherming
November
2014
Regie op voortgang en proces Ministeries van VWS en VenJ,
VNG
13 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
2 De evaluatiefase: het eerste jaar na
aankomst
De evaluatiefase heeft betrekking op het eerste jaar na aankomst van adoptiekinderen in
Nederland. Die periode blijkt cruciaal, omdat dan een basis wordt gelegd voor de jaren erna. Het
doel van de evaluatiefase ligt derhalve vooral op preventief vlak: door eventuele medische -,
ontwikkelings- en opvoedingsrisico’s snel in beeld te krijgen kan waar nodig tijdig hulp worden
geboden. Op die manier zijn zwaardere problemen en zwaardere zorg op een later moment veelal
te voorkomen. Bovendien is het de fase waarin adoptieouders in hun rol als opvoeder van een
adoptiekind vaak wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Door hen een goede start mee te
geven worden zij in hun kracht gezet, ook op de langere termijn.
Dit hoofdstuk gaat in op de vraag hoe invulling te geven aan deze doelen in die eerste fase. Wat
moet adoptiekinderen en -ouders het eerste jaar na aankomst vanuit preventief oogpunt worden
geboden en wie zijn daarbij aan zet? Daarbij maken we onderscheid tussen de medische (2.1) en
psychosociale evaluatie (2.2). Het hoofdstuk sluit weer af met een samenvattend overzicht van
verantwoordelijkheden, taken en actie-/uitwerkingspunten.
2.1 De medische evaluatie: binnen 2 weken na aankomst
Uit onderzoek12 blijkt dat 75 procent van alle adoptiekinderen bij medisch onderzoek in Nederland
kort na aankomst een of meerdere aandoeningen heeft, die meestal goed behandelbaar zijn. 80
procent van de gevonden aandoeningen (variërend van lichte tot zware) zou zonder aanvullend
onderzoek niet zijn opgespoord. Alle reden dus om kort na aankomst van een adoptiekind in
Nederland – bij voorkeur binnen 2 weken – standaard een medische evaluatie uit te voeren.
Omdat het om specifieke expertise vraagt en klinisch (laboratorium-, bloed- en/of radiologisch)
onderzoek vaak geboden is, is de kinderarts de aangewezen professional voor de medische
evaluatie. De voorkeur gaat uit naar een kinderarts met adoptie-ervaring (zie bijlage 2), maar voor
adoptieouders kan ook laagdrempeligheid en bereikbaarheid een rol spelen.
Alle kinderartsen (dienen te) werken volgens de richtlijn ‘Onderzoek bij buitenlandse
adoptiekinderen’ van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK): zie bijlage 3.
Voorbeelden
Een aanvullend onderzoek bij een jongen van 5 jaar uit
India brengt tuberculose van de weivliezen aan het licht.
Daarnaast blijkt er sprake van syfilis, een worminfectie en
angstproblematiek. De tuberculose, syfilis en worminfectie –
ziekten die zonder hulponderzoek niet zouden zijn
vastgesteld – worden succesvol behandeld. Voor de angst
wordt het gezin verwezen naar een adoptiedeskundige, die
met succes Video Interactie Begeleiding (VIB) inzet.
Tijdens de medische evaluatie blijkt een 1 jaar oud
Colombiaans jongetje (geen ‘special need’) een fors
hartgeruis te hebben, dat tot dan toe niet ontdekt
was. Aanvullend onderzoek wijst uit dat het een
ingewikkelde hartafwijking betreft, waarvoor
operatief ingrijpen noodzakelijk is. Daarnaast komt
aan het licht dat het jongetje paratyfusdrager is en
een erfelijke vorm van bloedarmoede heeft.
Noot 12 Hoogenboom, L.A., De Weerd, C.F.M.M., Tjon A Ten, W.E., Mulder, J.C. & Pelleboer, R.A.A. (2013). Trends
bij oriënterend medisch onderzoek van buitenlandse adoptiekinderen. Tijdschrift Kindergeneeskunde, 81(2), 31-37.
14 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
Geen dwang maar drang
De medische evaluatie van adoptiekinderen kan niet verplicht worden opgelegd, omdat hier geen
wettelijke grondslag voor is. Het is daarom zaak om adoptieouders dringend te adviseren een
medische evaluatie uit te laten voeren. Geen dwang dus, maar drang. Door van begin af aan en
van verschillende kanten het belang ervan te benadrukken verwordt het tot een min of meer
vanzelfsprekend onderdeel van de procedure. De kracht zit hierbij in de herhaling van de
boodschap: zowel de Stichting Adoptievoorzieningen (tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten), de
vergunninghouders, de jeugdgezondheidszorg (die alle adoptiekinderen en -ouders kort na de
aankomst ziet13) als de huisarts (vaak een belangrijk aanspreekpunt voor het gezin) kunnen op
meerdere momenten de medische evaluatie benoemen en aanbevelen.
Overigens laat de praktijk zien, dat veel adoptieouders hun -kind ook nu al medisch laten
onderzoeken kort na aankomst in Nederland. De medische evaluatie is niet opgenomen in het
basispakket van de Zorgverzekeringswet (ZVW), maar maakt wel deel uit van verschillende
aanvullende zorgpakketten. De Stichting Adoptievoorzieningen (ten tijde van de voorlichting) en de
vergunninghouders (ten tijde van de bemiddelingsprocedure) kunnen aspirant adoptieouders hierop
wijzen.
Indien er geen medische zorg of evaluatie wordt ingezet waar dit wel noodzakelijk is, is dat reden
voor de jeugdgezondheidszorg en/of huisarts om in gesprek met adoptieouders te gaan. Het
streven daarbij is om de noodzaak van de medische zorg of evaluatie duidelijk te krijgen en hen te
overtuigen mee te werken. Indien ouders noodzakelijk geachte medische zorg blijven weigeren kan
dat uiteindelijk reden zijn voor de jeugdgezondheidszorg of huisarts om de meldcode huiselijk
geweld en kindermishandeling14 in werking te stellen. Dit geldt overigens voor alle partijen die in
contact met (adoptie)gezinnen een ‘niet pluis’-gevoel bekruipt.
Creëren van een ‘medische lus’: terugkoppelen van evaluatiegegevens
Ten behoeve van de medische evaluatie verzoeken kinderartsen adoptieouders in de regel om alle
beschikbare dossierinformatie (het duidingsformat) over hun adoptiekind mee te nemen. Dit vormt
het vertrekpunt voor de medische evaluatie.
Tevens maakt dit een zogeheten ‘medische lus’ mogelijk: een koppeling tussen de evaluatie- en
duidingsgegevens. Indien met enige regelmaat tijdens het medisch onderzoek blijkt dat in het
medisch dossier (duiding) belangrijke zaken ontbreken of niet zijn onderkend, is het belangrijk om
dat terug te koppelen, zowel naar de vergunninghouders als de Centrale Autoriteit. Daar valt dan
immers lering uit te trekken. Zo kan het aanleiding vormen voor aanpassingen in de duidingsfase.
Die terugkoppeling dient plaats te vinden op geaggregeerd niveau (niet herleidbaar tot een
individueel dossier), omdat het privacy-gevoelige informatie betreft. De groep in adoptie
gespecialiseerde kinderartsen is hierbij aan zet: binnen deze groep kan periodieke afstemming en
analyse plaatsvinden, zowel ten aanzien van de duiding als de evaluatie. Doel is om de resultaten
van deze analyse tenminste eens per jaar terug te koppelen naar de vergunninghouders en
Centrale Autoriteit.
Noot 13 Adoptieouders krijgen direct na aankomst van hun kind in Nederland een oproep van de JGZ, die hierover
geïnformeerd wordt vanuit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). Tijdens dat consult kan de jeugdarts zo nodig
afspraken maken over een aangepast consultatieschema, bijvoorbeeld als er twijfels zijn over de ontwikkeling.
Noot 14 Het steunpunt Huiselijk geweld en het AMK gaan per 1 januari 2015 verder onder de naam Veilig Thuis.
15 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
2.2 Oudercursus en thuisconsultatie of ondersteuning op maat: het
eerste jaar na aankomst
Adoptieouders staan in de opvoeding voor specifieke vragen en uitdagingen. Kinderen, die zijn
afgestaan en geadopteerd, hebben vaak specifieke behoeften. Veelal hebben ze in de eerste jaren
van hun leven onvoldoende basisveiligheid en basisvertrouwen ervaren. Tevens is er vaak sprake
van onverwerkte trauma’s. Dat kan in veel gevallen worden hersteld, maar vraagt tijd en soms
specifieke opvoedvaardigheden. Wanneer ouders bij de start van adoptie worden geconfronteerd
met – soms forse – ontwikkelingsproblemen, voelen ze zich snel onzeker, onmachtig en kwetsbaar.
Adoptieouders, die oog hebben voor de behoeften van hun kind en er adequaat op reageren,
kunnen het kind helpen vertrouwen te krijgen in zichzelf en in anderen. Hoe dan ook gaat het
vormen van een gezin met elkaar minder vanzelfsprekend. Adoptieouders moeten beschikken over
pedagogisch kapitaal om de specifieke opvoedings- en ontwikkelingsvragen van geadopteerde
kinderen recht te doen. Daarbij is het op gang brengen en bevorderen van een veilige
gehechtheidsrelatie in het gezin een belangrijke taak. Veilige gehechtheid vormt immers een
stevige basis voor de sociaal-emotionele, cognitieve en fysieke ontwikkeling van het kind. 15
In de voorlichtingsbijeenkomsten vooraf is hier ook aandacht voor, maar vaak zit er een
aanzienlijke tijd tussen de voorlichting en het moment van plaatsen van een kind en is de informatie
enigszins weggezakt. Bovendien is het in de praktijk van de eigen thuissituatie toch altijd weer
anders. Om adoptieouders op weg te helpen en de ouder-kind relatie te evalueren wordt de
adoptie-oudercursus ‘Goede Start’ in combinatie met een eenmalige thuisconsultatie aanbevolen.
Op die manier ontstaat er meer evenwicht tussen de fase voorafgaand aan de adoptie en erna.
In specifieke individuele gevallen kan een ondersteuningsaanbod op maat voorkeur hebben, omdat
op voorhand duidelijk is dat het reguliere nazorgaanbod niet volstaat of niet voorziet in de
behoeften van de adoptieouders en het -kind.
In tegenstelling tot de medische evaluatie dient het psychosociaal nazorgaanbod meestal niet direct
na aankomst plaats te vinden. Een periode van acclimatiseren en wennen is nodig om te kunnen
ingaan op de vraag in hoeverre het lukt om met elkaar een gezin te vormen. Het moment van
inschrijven kan variëren van enkele maanden tot maximaal een jaar na aankomst van het
adoptiekind. Het tempo van het kind en de behoeften van adoptieouders zijn hierin maatgevend.
In de tussenliggende periode is het aan de vergunninghouders om proactief een vinger aan de pols
te houden. Hoe vaak en op welke wijze zij contact onderhouden met adoptieouders over het proces
van wennen en hechten hangt af van de situatie, signalen en behoeften, maar afspraken over een
minimale contactfrequentie zijn geboden. De vergunninghouders gaan dit nog dit jaar in hun
gezamenlijke beleid concretiseren.
Adoptie-oudercursus ‘Goede Start’
Adoptieouders zitten vaak met veel vragen. De adoptie-oudercursus ‘Goede Start’ vormt een
logisch vervolg op de voorlichtingsbijeenkomsten vooraf en is bedoeld om de specifieke
opvoedvaardigheden van adoptieouders te versterken. In drie avonden worden zij beter toegerust
op hun rol als opvoeder van een adoptiekind. De deelnemende adoptieouders krijgen informatie
Noot 15 Zie onder meer: ADOC (2006). Groei, ontwikkeling en gezondheid van adoptiekinderen: wetenschappelijk
onderzoek samengevat. Leiden: Adoptie Driehoek Onderzoeks Centrum. En: Vinke, A.J.G. (1999). Geschikt voor het
adoptiefouderschap? De ontwikkeling en het gebruik van een taxatie-instrument voor gezinsfunctioneren met het oog
op interlandelijke adoptie. Delft: Eburon.
16 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
over het proces van wennen en hechten, de gevolgen van verwaarlozing en trauma, het verloop
van rouwprocessen, identiteits- en loyaliteitskwesties. Tevens hebben zij de gelegenheid om
vragen te stellen over zaken waar ze tegenaan lopen. Een deelnemer: “Met de tips uit de cursus
zijn we weer alerter geworden op de signalen die ons kind geeft. Maar het leert ons ook alert te
blijven op de signalen die we zelf uitzenden.”
De oudercursus biedt adoptieouders tevens de gelegenheid om onderling ervaringen uit te wisselen.
Dergelijk lotgenotencontact blijkt belangrijk. Het biedt adoptieouders de mogelijkheid hun zorgen en
specifieke opvoedingsuitdagingen te bespreken en vermindert een gevoel van geïsoleerdheid.
Daarmee draagt het bij aan het normaliseren van problemen die adoptiegezinnen kunnen ervaren.16
Overigens zijn er, naast de oudercursus ‘Goede Start’, nog diverse andere mogelijkheden voor
adoptieouders om informatie in te winnen en uit wisselen.17
Eenmalige thuisconsultatie: laagdrempelige signalering en advies op maat
Waar de cursus ‘Goede Start’ zich richt op adoptieouders, is de thuisconsultatie bedoeld om zicht
te krijgen op de interactie tussen ouder en kind. Bovendien biedt het adoptieouders de kans om in
een veilige omgeving specifieke vragen en twijfels te bespreken. Het is een vorm van
laagdrempelige signalering, waarbij een adoptiedeskundige de interactie observeert en de
specifieke thuissituatie bespreekt. Op die manier komen eventuele ontwikkelingsachterstanden en
gezinsproblematiek tijdig in beeld en kan adoptieouders handvatten worden aangereikt. Een advies
op maat dus. De thuisconsultatie is eenmalig. Zo nodig adviseert de hulpverlener, die de
thuisconsultatie uitvoert (zie verder), adoptieouders om een uitgebreidere vorm van
procesdiagnostiek in te zetten of een intensiever begeleidingstraject.
Ten behoeve van de objectiviteit en vergelijkbaarheid strekt het tot aanbeveling om na te gaan en
uit te testen of het mogelijk is en meerwaarde heeft om een of meer genormeerde en valide
screeningsinstrumenten18 als hulpmiddel bij de thuisconsultatie in te zetten.19
Noot 16 Bronnen: Brooks, D., Allen, J., and Barth, R. P. (2002). Adoption services use, helpfulness, and need: A
comparison of public and private agency and independent adoptive families. Children and Youth Services Review, 24,
213–238. En: Ryan, S., Nelson, N., & Siebert, C. F. (2009). Examining the facilitators and barriers faced by adoptive
professionals delivering post-placement services. Children and Youth Services Review, 31, 584-593.
Noot 17 Zo organiseren vergunninghouders en ook adoptieouderverenigingen diverse regiobijeenkomsten voor
adoptieouders. Daarnaast zijn er tal van online fora (yahoogroups en facebookgroepen), die praktische informatie
bieden en ervaringsuitwisseling tussen adoptieouders stimuleren en faciliteren.
Noot 18 In dit verband valt te denken aan:
1. Attachment Insecurity Screening Inventory van Basic Trust (AISI: geeft inzicht in de drie gehechtheidscategorieën en
heeft versies voor 0-1 jaar, 2-5 jaar en 6-12 jaar);
2. Opvoedingsbelastingsvragenlijst (OBVL: geeft een beeld van de mate waarin adoptieouders de opvoeding als
stressvol ervaren);
3. Gezinsvragenlijst (GVL: meet de kwaliteit van de gezins- en opvoedingsomstandigheden).
Noot 19 Enerzijds kan dit de eenduidigheid en zorgvuldigheid ten goede komen, anderzijds is het de vraag of de
opzet, duur en het moment van de thuisconsultatie zich hier wel voor lenen. De thuisconsultatie richt zich nu op items
als de voorgeschiedenis (aantal overplaatsingen, hechtingservaringen), de eerste ontmoeting en het verloop van de
periode van wennen en hechten in het gezin. Ouders formuleren als start hun eigen (hulp)vragen (activerende
hulpverlening). De 2 uur durende consultatie laat op dit moment geen ruimte voor extra onderdelen en ook de
interpretatie van testgegevens vergt extra tijd. Bovendien vindt de thuisconsultatie plaats in een periode waarin kind en
gezin in een groeifase zitten. Dat betekent dat testgegevens met veel voorzichtigheid moeten worden beschouwd en
scores van (pas) geadopteerden niet zonder meer kunnen worden afgezet tegen de normgroep. Alvorens eventueel tot
brede implementatie van genormeerde vragenlijsten over te gaan, is het derhalve goed om eerst de voor- en nadelen
te onderzoeken en tegen elkaar af te zetten.
17 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
Ondersteuning op maat door Stichting Adoptievoorzieningen, Basic Trust of andere
adoptiespecifieke hulpverleners
Aangezien de adoptie-oudercursus en de thuisconsultatie een logisch vervolg vormen op de
voorlichtingsbijeenkomsten voorafgaand aan de adoptie is de Stichting Adoptievoorzieningen (SAV),
die ook de voorlichting aanbiedt, de eerst aangewezen partij voor het verzorgen van dit psychosociaal
nazorgaanbod. Hierin speelt tevens mee dat dit nazorgaanbod primair een preventief doel heeft.
In specifieke individuele gevallen heeft een ondersteuningstraject op maat voorkeur. Dat kan
bijvoorbeeld het geval zijn als er sprake is van de adoptie van een tribling of als het het tweede of
derde adoptiekind betreft. Adoptieouders hebben de vrijheid om zich voor de preventieve nazorg op
maat te wenden tot een hulpverlener naar keuze. Ook als preventieve nazorg alleen niet volstaat en
curatieve hulp in de vorm van procesdiagnostiek of een intensiever begeleidingstraject geboden is,
kunnen adoptieouders zich wenden tot een adoptiehulpverlener naar keuze. 20 Wanneer ouders een
indicatie hebben voor gespecialiseerde, curatieve zorg, wordt deze vergoed; de omvang van de zorg is
afhankelijk van de verzekeraar en het verzekeringspakket.
Met elkaar bieden de in adoptie gespecialiseerde hulpverleners tal van nazorgmogelijkheden,
variërend van internetsessies als een gezin nog in het land van herkomst is, een of enkele telefonische
of emailcontacten tot video-opnamen met terugkijksessies. Steeds vaker ook maken adoptieouders de
keuze voor preventieve schoolconsultatie, omdat de stijgende leeftijd van de adoptiekinderen maakt
dat zij al relatief kort na aankomst in Nederland moeten wennen en hechten op school.
Psychosociale nazorg als regulier onderdeel van de adoptieprocedure
De intentie is om per 1 januari 2015 te starten met het breed invoeren van de adoptie-oudercursus
Goede Start, de eenmalige thuisconsultatie en de ondersteuning op maat. 2015 geldt als
opstartjaar, waarin de wijzigingen geleidelijk hun beslag moeten krijgen. Vanaf 2016 dienen de
wijzigingen volledig te zijn doorgevoerd en is het vizier gericht op in principe alle nieuwe
adoptiekinderen.
Net als voor de medische consultatie geldt echter ook voor de psychosociale nazorg dat
adoptieouders niet tot afname zijn te verplichten. Ze kunnen er wel naar worden toe geleid door het
van begin af aan te presenteren als regulier onderdeel van de adoptieprocedure en het direct te
verbinden aan de voorlichting vooraf.
Met het oog op sturing neemt de SAV – die alle adoptieouders registreert – telefonisch contact op
met adoptieouders, die een half jaar na plaatsing nog geen gehoor hebben gegeven aan het
dringende advies om zich aan te melden voor de oudercursus of het consultatiegesprek. Daaruit
kan blijken dat deze ouders hier een goede reden voor hebben of dat zij reeds preventieve
ondersteuning bij een andere hulpverleningsorganisatie hebben gezocht. Maar als het telefonisch
contact een ‘niet pluis’-gevoel oplevert is dat reden om direct in overleg te treden met de
betreffende vergunninghouder en samen met hen te bepalen welke actie nog valt in te zetten.
Indien ouders noodzakelijk geachte psychosociale nazorg blijven weigeren kan dat in het uiterste
geval reden zijn om de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling21 in werking te stellen.
Noot 20 De Stichting Adoptievoorzieningen (SAV) beheert een adoptiespecifieke sociale kaart. Ouders kunnen
desgewenst bij de SAV terecht voor een verwijzing naar een passende hulpverlener .
Noot 21 Het steunpunt Huiselijk geweld en het AMK gaan per 1 januari 2015 verder onder de naam Veilig Thuis.
18 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
2.3 Samenvattend: verantwoordelijkheden, taken en actiepunten
Onderstaand volgt een opsomming van de verantwoordelijkheden en reguliere taken van de
belangrijkste spelers in de evaluatiefase.
De (in adoptie gespecialiseerde) kinderartsen:
? Uitvoeren van medische evaluatie van adoptiekinderen met als streven binnen 2 weken na
aankomst; medische evaluatie volgens de NVK-richtlijnen (protocol).
? Informeren van huisarts en meestal ook jeugdarts, eventueel via ouders (kopie brief).
? Groep van in adoptie gespecialiseerde kinderartsen NVK: analyse van beschikbare
duidingsinformatie vooraf in relatie tot uitkomsten medische evaluatie (‘medische lus’).
Terugkoppeling op geaggregeerd niveau aan vergunninghouders en Centrale Autoriteit. Zo
nodig aanpassing van duidings- en/of evaluatieformat.
Stichting Adoptievoorzieningen:
? De noodzaak en meerwaarde van de medische evaluatie en het psychosociaal nazorgaanbod
al benoemen tijdens de voorlichting; tevens ouders aanraden om hun zorgpakket te checken.
? Aanbieden van themabijeenkomsten in periode van einde voorlichting tot aankomst kinderen.
? Aanbieden van de adoptie-oudercursus ‘Goede Start’ en een thuisconsultatie aan in principe
alle nieuwe adoptieouders; aanmelden binnen een jaar na aankomst.
? Adoptieouders wijzen op de mogelijkheden voor een preventief en curatief nazorgaanbod op maat,
door de SAV of door andere adoptiespecifieke hulpverleners. Keuze is aan adoptieouders.
? Telefonisch contacten van adoptieouders, die zich niet melden voor het psychosociaal
nazorgaanbod.
? Adoptieouders wijzen op adoptieouderverenigingen en digitale lotgenotencontacten, die
mogelijkheden bieden voor ervaringsuitwisseling.
Basic Trust en andere adoptiespecifieke hulpverleners:
? Verzorgen van preventief psychosociaal nazorgaanbod op maat (indien adoptieouders daar
voorkeur aan geven boven de ‘standaard’ thuisconsultatie van de SAV).
? Bieden van curatieve psychosociale nazorg (procesdiagnostiek en/of intensieve begeleiding)
indien alleen preventieve nazorg niet volstaat (niet door de SAV).
De vergunninghouders:
? Adoptieouders dringend adviseren een medische en psychosociale evaluatie uit te laten
voeren; tevens ouders aanraden om hun zorgpakket hierop te checken.
? Vinger aan de pols houden bij adoptiegezinnen in de periode tussen aankomst en
thuisconsultatie.
19 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
Jeugdgezondheidszorg en huisarts:
? Navragen bij adoptieouders of ze een medische evaluatie (hebben) laten uitvoeren (en bij wie
en wanneer).
? Navragen bij adoptieouders of ze gebruik maken of hebben gemaakt van het psychosociaal
nazorgaanbod (cursus Goede Start, thuisconsultatie of ondersteuning op maat).
? Indien een medische en/of psychosociale evaluatie niet heeft plaatsgevonden: advisering en
begeleiding naar het bestaande aanbod van nazorg.
? Aandachtspunt voor het eerste contactmoment van adoptiekinderen met de jeugdgezondheidszorg
is dat adoptiekinderen mogelijk geen hielprik, NGS (gehoortest) en oogmeting hebben gehad.
Actie- en uitwerkingspunten
Actie Verantwoordelijk Planning
Onderzoeken of het mogelijk is meer spreiding aan te brengen in
de 6 voorlichtingsbijeenkomsten vooraf ten behoeve van een meer
geleidelijke overgang tussen voorlichting, adoptie en nazorg.
SAV en V&J 2
e
helft 2014
Nadere concretisering van het aantal contactmomenten met
adoptieouders in het eerste jaar na aankomst
Vergunninghouders 2
e
helft 2014
Onderzoeken/uittesten of inzet van genormeerde vragenlijsten,
zoals de AISI, OBVL en GVL, meerwaarde heeft bij de
thuisconsultatie.
SAV 2015
Uitwerken van brede invoer van preventief psychosociaal
nazorgaanbod ten behoeve van start per 1 januari 2015.
Ministeries van VenJ en
VWS i.s.m. SAV
oktober 2014
Regie op voortgang en proces Ministeries van VWS en VenJ
20 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
3 De nazorgfase: vinger aan de pols
op de langere termijn
Ondanks een moeilijke start (verwaarlozing, ondervoeding, verbroken hechting e.d.) gaat het met
de meeste geadopteerden goed. Zij hebben een even goed zelfbeeld als niet-geadopteerden22. In
die zin kan worden geconcludeerd dat adoptie een positieve interventie is en dat opgroeien in een
gezinsomgeving de ontwikkeling van kinderen bespoedigt.
23 Wel maken geadopteerden vaker
gebruik van hulpvoorzieningen.24 Ondersteuning in de eerste jaren en tienerjaren blijken een
positieve bijdrage te leveren.
25
Door adoptiegezinnen in het eerste jaar na aankomst van het adoptiekind een goede start te geven
(zie hoofdstuk 2) kunnen veel problemen worden voorkomen. Bovendien maakt het adoptieouders
alerter: adoptie gerelateerde problemen zullen zij eerder herkennen en ze zullen er ook sneller voor
aan de bel trekken. Vandaar dus dat het eerste jaar na aankomst zo cruciaal is.
Dat neemt niet weg dat het ook de fase erna belangrijk blijft om een vinger aan de pols te houden.
Het ene adoptiekind is het andere niet en datzelfde geldt voor adoptieouders. In verschillende
levensfases kan het geadopteerd en afgestaan zijn tot vragen en twijfels leiden. Aandacht voor
copingvaardigheden bij tegenslagen in het leven en in stressvolle situaties blijkt een terugkerend
thema in verschillende levensfasen van geadopteerden.26 In de basisschoolleeftijd kan de
basisveiligheid en het vertrouwen in zichzelf en anderen in het geding zijn. En in de puberteit
kunnen onder meer vragen rond zelfbeeld en identiteit aan de oppervlakte komen. Maar ook
bijvoorbeeld de fase van de jong volwassenheid – als er relaties in het spel komen – en de fase
waarin de geadopteerde zelf kinderen krijgt kunnen existentiële vragen met zich meebrengen. Elk
adoptiekind en ook elke adoptieouder ervaart dit anders.
Het blijft dus belangrijk dat risico’s en problemen, die zich voordoen binnen adoptiegezinnen en bij
geadopteerden, tijdig worden onderkend en aangepakt en dat er voldoende goede adoptiespecifieke
deskundigheid beschikbaar is. De uitdaging daarbij is om niet te veel drempels op te werpen.
Adoptiekinderen en -ouders willen vooral een zo normaal mogelijk gezin met elkaar vormen en
moeten daar ook de kans voor krijgen. De centrale vraag, die in dit hoofdstuk voorligt, luidt derhalve:
hoe kan er zicht blijven op geadopteerden en hun gezinnen, zonder te betuttelen? En welke partijen
zijn hierbij aan zet?
Noot 22 Juffer, F. en IJzendoorn, R. van (2007). Adoptees do not lack self-esteem: A meta-analysis of studies on
self-esteem of transracial, international, and domestic adoptees. Psychological Bulletin, 133, 1067-1083.
Noot 23 Schoenmaker, C. (2014). From Infancy to Young Adulthood: The Leiden Longitudinal Adoption Study.
Leiden: Child and Family Studies, Institute of Education and Child Studies, Faculty of Social and Behavioural Sciences,
Leiden University.
Noot 24 Juffer, F. en IJzendoorn, R. van (2005). Behavior Problems and Mental Health, Referrals of International
Adoptees, A Meta-analysis, JAMA. The Journal of the American Medical Association 2005, 293(20), 2501-2515.
Noot 25 (Selwyn, J., Wijedasa, D en Meakings, S. (2014). Beyond the Adoption Order: Challenges, interventions and
adoption disruption. Research brief. Bristol: Hadley Centre for Adoption and Foster Care Studies.
Noot 26 Bron: Brdozinsky, D. (1990). A stress and coping model of adoption adjustment. In: D. Brodzinsky & M.
Schechter (Eds.), The Psychology of Adoption (pp. 3-24). New York: Oxford university Press.
21 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
3.1 Adoptiegezinnen gevolgd: adoptiealertheid in de directe
omgeving van het adoptiegezin
Het is in de eerste plaats aan adoptieouders en/of geadopteerden zelf om aan de bel te trekken als
zij problemen signaleren. Daarnaast vraagt het om alertheid bij de partijen die met een
adoptiegezin of geadopteerde in contact staan. Denk aan huisarts, school, kinderopvang, Centrum
voor Jeugd en Gezin, jeugdgezondheidszorg, wijkteams en (jeugd)hulpverleners.
De bestaande werkwijze van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) biedt een goede basis, zowel voor de
medische als psychosociale ‘vinger aan de pols’. In principe worden alle adoptiekinderen en -
ouders hier immers periodiek gezien. Het sluit aan bij de signalerende rol die jeugdartsen hebben.
‘Vanuit het normale’ volgen zij de ontwikkeling van kinderen. Bovendien werkt de JGZ op veel
plekken nauw samen met scholen.
De JGZ heeft een aantal vaststaande momenten, waarop alle kinderen/jeugdigen een oproep
krijgen. Dat begint al bij de geboorte en bij adoptiekinderen direct bij aankomst in Nederland. De
JGZ krijgt deze gegevens van de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). Tijdens de consulten
wordt met ouders en/of jeugdige afgesproken of en wanneer er extra zorg mogelijk is. Waar nodig
kan de jeugdarts derhalve een aangepast consultatieschema hanteren, bijvoorbeeld als er twijfels
zijn over de ontwikkeling van een kind of wanneer kinderen al onder controle staan van een
kinderarts (vaak het geval bij ‘special needs’).
De jeugdgezondheidszorg bereikt dus in principe alle adoptiekinderen en –gezinnen. Andersom
vormen adoptiekinderen ook voor de jeugdgezondheidszorg een niet te onderschatten groep.
Registratiecijfers van de Stichting Adoptievoorzieningen (SAV) en cijfers van het CBS maken
duidelijk dat Nederland eind 2013 meer dan 50.000 geadopteerden telt, waarvan 16.557
adoptiekinderen tot 18 jaar. Op een totaal van circa 4 miljoen JGZ-klanten27 betekent dit dat 1 op
de 235 klanten van de JGZ een geadopteerde is.
Stichting Adoptievoorzieningen: voor alle (hulp)vragen van beroepskrachten over adoptie
Adoptiespecifieke kennis ontbreekt doorgaans binnen de jeugdgezondheidszorg. Specialistische
expertise op dat vlak kan ook niet worden verwacht, want jeugdartsen zijn generalisten. Hetzelfde
geldt voor andere beroepskrachten die adoptiekinderen en –ouders met enige regelmaat zien,
zoals huisartsen en leerkrachten. Dat hoeft geen belemmering te zijn, mits zij bij twijfel of vragen
laagdrempelig advies in kunnen winnen bij een adoptiespecialist.
Die mogelijkheid biedt de Stichting Adoptievoorzieningen (SAV). Niet alleen adoptieouders en
geadopteerden zelf, maar ook jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen, huisartsen, kinderartsen,
hulpverleners, leerkrachten en andere beroepskrachten, die te maken hebben met (hulp)vragen
van of rond adoptiegezinnen en geadopteerden, kunnen hier telefonisch of per email28 terecht voor
verwijsmogelijkheden, collegiale consultatie, deskundigheidsbevordering en scholing rond het
thema gehechtheid.
Soms volstaat een kort advies, soms is meer nodig. De adoptiespecialisten van de Stichting
Adoptievoorzieningen zijn de aangewezen professionals om in te schatten of nadere diagnostiek of
behandeling nodig is en kunnen daarvoor verwijzen naar adoptiehulpverleners in de eigen regio: zo
Noot 27 Bron: websites Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland en Nederlands Centrum Jeugdgezondheidszorg.
Noot 28 De SAV is voor beroepskrachten bereikbaar op (030) 233 03 40, keuze 3 (ma t/m do van 9.30 – 12.30). Het
mailadres is consultatie@adoptie.nl.
22 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
licht als mogelijk en zo zwaar als nodig. De Stichting Adoptievoorzieningen (SAV) beheert en
actualiseert een adoptiespecifieke sociale kaart, zowel voor adoptiekinderen (tot 18 jaar) en -
gezinnen als voor volwassen geadopteerden. De deskundigen van de SAV beschikken over de
informatie en expertise om een goede match te maken tussen hulpvraag en een passend
vervolgaanbod. Daarmee heeft de SAV een belangrijke adviserende rol voor verwijzers:
jeugdartsen, huisartsen en wijkteams hoeven niet zelf de gehele sociale kaart voor adoptie in beeld
te hebben: de link naar de SAV is voldoende.
Adoptiespecifieke deskundigheid, zowel voor jeugdige als volwassen geadopteerden
Voor adequate hulpverlening is specifieke deskundigheid op het gebied van adoptie- en/of
hechtingsproblematiek een vereiste. Dit geldt niet alleen voor jeugdige, maar ook voor volwassen
geadopteerden. Van de circa 40.000 volwassen geadopteerden is bekend dat zij ten opzichte van
niet-geadopteerden anderhalf tot bijna vier keer zo vaak psychiatrische stoornissen vertonen29 en
twee tot drie keer zo vaak psychosociale hulp inschakelen.30
Op de sociale kaart van de SAV staan diverse organisaties en hulpverleners, die zijn toegerust om
adoptiekinderen31 en hun -ouders met vaak specifieke en aan afstand/adoptie gerelateerde vragen
op een vakkundige manier te begeleiden.32 Het varieert van een landelijk opererende organisatie
als Basic Trust, vrij gevestigde hulpverleners in de regio, tot breder georiënteerde
psychologenpraktijken met adoptie als een van de specialismen. Deze hulpverleners maken
gebruik van verschillende methodieken, die geschikt en effectief zijn gebleken bij hulpvragen rond
adoptie. Daarbij gaat het onder meer om de Basic Trustmethode33
, Video Interactie Begeleiding
(VIB)34 en EMDR35
. Zie hier voor een overzicht van enkele veel gebruikte
hulpverleningsmethodieken in adoptiegezinnen en voor geadopteerden.
Uitwisseling van ervaringen
Tijdens een periode dat een geadopteerde intensiever met zijn of haar adoptie bezig is kan het
uitwisselen van ervaringen en herkennen van elkaars situatie veel rust bieden. Ook het krijgen van
informatie over de voorbereiding van een rootsreis en de praktische en emotionele aspecten, die dit
met zich meebrengt, blijkt belangrijk voor veel geadopteerden. Dergelijke mogelijkheden voor
ervaringsuitwisseling, die dus een preventief karakter hebben, worden geboden en gefaciliteerd
Noot 29 Bron: Tieman (2006). Psychiatric disorders in young adult intercountry adoptees: An epidemiological Study.
American Journal of Psychiatry, 162, p.p.592.
Noot 30 Bronnen: Dekker, M.C., Vinke, J.G., Meulen, G. ter en Juffer, F. ( 2011). ‘Psychosociale uitkomsten van
jongvolwassen binnenlands geadopteerden en hun adoptieouders’. Eindrapport ZonMw (Project 127000001). Leiden:
Adoptie Driehoek Onderzoeks Centrum. En: Vandivere, S. & McKlindon, A. (2010). The Well-Being of U.S. Children
Adopted From Foster Care, Privately From the United States and Internationally. The National Survey of Adoptive
Parents: A New Data Resource. Special Issue, 13 (3-4), 157-184.
Noot 31 Zoals gezegd zijn ook specifieke hulpverleners voor volwassen geadopteerden opgenomen in de sociale
kaart van de SAV.
Noot 32 De Stichting Interlandelijk Geadopteerden (SIG) beschikt over een eigen sociale kaart , met naast diverse
zelforganisaties en landelijke adoptieorganisaties ook enkele adoptiespecifieke hulpverleners.
Noot 33 De Basic Trustmethode is een door de Databank Effectieve Interventies van het Nederlands Jeugdinstituut
erkende interventie, gericht op veilige gehechtheid. In de methode wordt onder meer gebruik gemaakt van
videofeedback.
Noot 34 Hierbij krijgen adoptieouders aan de hand van video-opnamen van het gezin concrete adviezen om de
communicatie met hun kind te verbeteren, de sensitiviteit te vergroten en de stress van het kind beter te reguleren.
Ouders leren goed naar de vaak tegenstrijdige signalen van hun kind te kijken en hun kind beter te begrijpen.
Noot 35 EMDR staat voor Eye Movement Desensitization and Reprocessing en is een effectieve behandeling voor
traumaverwerking.
23 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
door Stichting Interlandelijk Geadopteerden (SiG), United Adoptees International en andere
organisaties voor geadopteerden. Tevens zijn er diverse digitale portals en tal van actieve
adoptieouderverenigingen, die praktische informatie bieden en ervaringsuitwisseling tussen
adoptieouders stimuleren en faciliteren.
Het is van belang om de deskundigheid en mogelijkheden van dergelijke zelforganisaties zo
optimaal mogelijk te benutten en hun samenwerking met professionele organisaties in de
adoptieketen waar mogelijk te bevorderen.
3.2 Bevorderen van adoptiealertheid en -basiskennis
De belangrijkste uitdaging van de ‘nazorgfase op de langere termijn’ is de adoptiealertheid van
jeugdartsen, huisartsen, wijkteams, scholen en kinderopvangorganisaties te bevorderen. Als zij
signalen van adoptiekinderen en volwassen geadopteerden oppikken en bij twijfel de Stichting
Adoptievoorzieningen weten te vinden, is er al veel bereikt. Door eerste problemen vroegtijdig op te
sporen en aan te pakken kunnen grotere problemen en kosten op een later moment worden
voorkomen.
Dit vraagt om brede communicatie en implementatie: via websites van koepelorganisaties en
beroepsverenigingen, op cursus- en congresdagen voor genoemde beroepsgroepen en in artikelen
in vakbladen kan aandacht worden gevestigd op het onderwerp, zodat de alertheid wordt gevoed.
Basiskennis
Daarnaast is het natuurlijk zinvol als jeugdartsen, huisartsen, leerkrachten en andere
beroepskrachten om het adoptiegezin en de geadopteerde heen over enige basiskennis met
betrekking tot het thema adoptie beschikken, zodat ze in ieder geval weten op wat voor aspecten
en signalen ze moeten letten. De belangrijkste basisinformatie wordt opgenomen in de eerder
genoemde praktische handreiking, die naast voorliggend beleidsdocument wordt ontwikkeld. Deze
handreiking biedt antwoord op vragen als:
? Wat is in zijn algemeenheid belangrijk in het ondersteunen van een adoptiekind?
? Wat zijn signalen van een onveilige hechting of gebrek aan basisvertrouwen?
? Welke vragen kun je stellen om meer zicht te krijgen op het verloop van de adoptie?
? Hoe kun een adoptiekind het beste begeleiden bij de start op school, kinderdagverblijf of
buitenschoolse opvang?
? Hoe kun je de werkhouding en eventuele leerproblemen van een adoptiekind in de klas het
beste aanpakken?
Via websites, congressen en vakbladen wordt de handreiking onder de aandacht gebracht van
genoemde professionals en worden onderdelen ervan eruit gelicht.
24 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
3.3 Samenvattend: verantwoordelijkheden, taken en actiepunten
Onderstaand volgt een opsomming van de verantwoordelijkheden en reguliere taken van de
belangrijkste spelers in de nazorgfase op de langere termijn.
Jeugdgezondheidszorg:
? Periodiek volgen van adoptiekinderen en –gezinnen, zowel op medisch als psychosociaal vlak:
zoals bij alle kinderen het aanbod volgens het BasisTakenPakket (BTP) en
RijksVaccinatieProgramma (RVP).
? Adoptiealertheid: signaleren van mogelijke risico’s en problemen bij adoptiekinderen en –gezinnen.
? Ouders attent maken op het preventieve nazorgaanbod van SAV en zo nodig verwijzen.
? Bij twijfel of vragen: inwinnen van laagdrempelig advies en verwijsmogelijkheden bij de
Stichting Adoptievoorzieningen.
Huisarts, wijkteam, school, kinderopvang:
? Adoptiealertheid: signaleren van mogelijke risico’s en problemen bij adoptiekinderen, -gezinnen én
volwassen geadopteerden.
? Bij twijfel of vragen: inwinnen van laagdrempelig advies en verwijsmogelijkheden bij de
Stichting Adoptievoorzieningen.
Stichting Adoptievoorzieningen:
? Bieden van laagdrempelig, adoptiespecifiek advies aan geadopteerden, adoptieouders en
beroepskrachten om het gezin heen.
? Zo nodig verwijzen36 naar adoptiespecifieke hulpverleners in de regio voor nadere diagnostiek
of behandeling op basis van een goede sociale adoptiekaart.
? Regelmatig actualiseren van de sociale adoptiekaart.
? Genereren en verspreiden van adoptiespecifieke kennis en aandacht voor de kwaliteit van
adoptiespecifieke hulpverlening: in nauwe samenwerking met Basic Trust, Universiteit Leiden en
ADOC.
? Bevorderen van adoptiealertheid en –basiskennis van jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen,
huisartsen, wijkteams, scholen, kinderopvangorganisaties en dergelijke, bijvoorbeeld door
middel van bijdragen op cursusdagen en artikelen in vakbladen: in samenwerking met
koepelorganisaties en beroepsverenigingen als de Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland
(AJN), het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en de Landelijke Beroepsgroep voor
Begeleiders in het Onderwijs (LBBO).
? Geadopteerden en adoptieouders wijzen op het bestaan en de mogelijkheden van organisaties
voor geadopteerden en adoptieouderverenigingen.
Adoptiespecifieke hulpverleners
? Bieden van kwalitatief goede diagnostiek, begeleiding en behandeling aan adoptiekinderen,
adoptieouders en/of volwassen geadopteerden.
Zelforganisaties voor geadopteerden en adoptieouders
? Mogelijkheden bieden voor ervaringsuitwisseling.
Noot 36 Formeel kan de SAV niet verwijzen, maar dient dit via huisarts of straks wijkteams te verlopen. Op basis van
haar sociale kaart kan de SAV echter wel attenderen.
25 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
Actie- en uitwerkingspunten
Actie Verantwoordelijk Planning
Lanceren van praktische handreiking adoptienazorg voor
JGZ, huisartsen, wijkteams, kinderopvang, scholen en
andere professionals, die af en toe met adoptie te maken
hebben. Mogelijk via congres.
Ministerie van VWS Eind 2014 / begin 2015
Verspreiden van handreiking onder professionals via
beroepsverenigingen/koepelorganisaties en website
Nederlands Jeugd Instituut (dossier Adoptiegezin).
AJN, NHG, LBBO,
Jeugdzorg Nederland, GGZ
Nederland e.a.
Oktober – december 2014
Ontwikkeling implementatieplan ter bevordering van
adoptiealertheid binnen de jeugdgezondheidszorg (JGZ).
Artsen JGZ Nederland
(AJN)
i.s.m. V&VN fractie jeugd
(jeugdverpleegkundigen).
Oktober 2014 ontwikkeling
implementatieplan;
Januari 2015 uitvoering
geven aan
implementatieplan
Onderzoeken van mogelijkheid om een adoptiemelding op
te nemen en te registreren in digitaal dossier JGZ.
AJN i.s.m. NCJ
(Nederlands Centrum JGZ)
Oktober 2014; bij positieve
uitkomst streven naar start
1 januari 2015
Ontwikkeling implementatieplan ter bevordering van
adoptiealertheid onder huisartsen.
Nederlands Huisartsen
Genootschap (NHG) i.s.m.
NVK
Oktober 2014 ontwikkeling
implementatieplan;
Januari 2014 uitvoering.
Ontwikkeling implementatieplan ter bevordering van
adoptiealertheid binnen het onderwijs.
Landelijke Beroepsgroep
voor Begeleiders in het
Onderwijs LBBO i.s.m.
SAV.
Oktober 2014 ontwikkeling
implementatieplan;
Januari 2014 uitvoering.
Ontwikkeling implementatieplan ter bevordering van
adoptiealertheid onder reguliere jeugdhulpverleners.
Jeugdzorg Nederland en
GGZ Nederland i.s.m. SAV
Oktober 2014 ontwikkeling
implementatieplan;
Januari 2014 uitvoering.
Ontwikkeling implementatieplan ter bevordering van
adoptiealertheid bij jeugdteams.
SAV i.s.m. VNG. Oktober 2014 ontwikkeling
implementatieplan;
Januari 2014 uitvoering.
Regie op voortgang en proces Ministerie van VWS (en
VenJ).
26 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
Bijlagen
27 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
B1 Betrokken partijen
Direct betrokkenen
? Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland – Ellen van Hoorn
? Basic Trust – Nelleke Polderman
? Ministerie van Veiligheid en Justitie – Joël van Andel en Jan Vroomans
? Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport – Anne-Marie Willemsen en Paul Crombeen
? Nederlandse Adoptie Stichting – Arnold Schouten
? Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde – Rolf Pelleboer en Marina Keessen
? Samenwerkende vergunninghouders – Arnold Schouten (Nederlandse Adoptie Stichting)
en Patricia van der Burgt (Adoptiestichting A New Way)
? Stichting Adoptievoorzieningen – Peter Benders en Marion van Olst
? Stichting Interlandelijk Geadopteerden – Jurrijn Tack en Barbara Hernandez Garcia-Brak
Tevens hebben de volgende mensen en partijen inhoudelijke input geleverd
? Adoptieouderverenigingen: Adoptie Ouders Overleg (AOO), Adoptievereniging Gereformeerde
gezindte (AVGG), Landelijke Oudervereniging Gezinsproblematiek Adoptie (LOGA), Landelijke
Vereniging Adoptieouders (LAVA), Rode Draad, Vereniging Protea
? Auntie – Jan Willem van Empel
? Gezamenlijke overleggroep van vergunninghouders
? Inspectie Jeugdzorg – Marceline de Waard en Mascha Scharloo
? Ministerie van VWS – Jaap van den Berg
? Raad voor de Kinderbescherming – Juul Polders en Janina Buijsse
? United Adoptees International – Hilbrand Westra
? Vereniging van Nederlandse Gemeenten – Geert Schipaanboord en Nicolette Oud.
28 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
B2 Overzicht kinderartsen in Nederland met ervaring op het gebied
van buitenlandse adoptie (juni 2014)
Almelo
Amsterdam:
Amsterdam:
Apeldoorn:
Arnhem:
Breda:
Boxmeer:
Den Haag:
Doetinchem:
Eindhoven:
Groningen:
Hardenberg:
’s-Hertogenbosch:
Leeuwarden
Nieuwegein:
Rotterdam:
Sittard:
Tilburg:
Utrecht:
Veldhoven:
Woerden:
Zoetermeer:
Zoetermeer:
Mw. D. van Bommel-Slee, Ziekenhuisgroep Twente, locatie Almelo
Mw. M. Keessen, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis
Hr. D. Klink, kinderendocrinoloog VU Medisch Centrum
Hr. D.J. Pot, Gelre Ziekenhuizen Apeldoorn
Mw A. Baauw, Rijnstate Ziekenhuis
Mw. E. Veldkamp, Amphia Ziekenhuis
Hr. H.Haanstra, Maasziekenhuis Pantein
Hr. A. van Meurs, Juliana Kinderziekenhuis
Mw. H. Friesen, Slingeland Ziekenhuis
Mw C. Miedema, Catharina Ziekenhuis
Mw. L. Tanja-Niestijl, Martini Ziekenhuis
Mw. I. Fagel, Saxenburgh Groep, Röpcke-Zweers Ziekenhuis
Hr. J. de Witte, Jeroen Bosch ziekenhuis
Hr. R. Boontje, Medisch Centrum Leeuwarden
Mw. J. Heidema, St. Antonius Ziekenhuis
Hr. G.J. Driessen, Sophia Kinderziekenhuis
Mw. M. McGregor-Schuerman,Orbis Medisch Centrum
Hr. C. Obihara, St. Elisabeth Ziekenhuis
Mw. S. Geelen, Wilhelmina Kinderziekenhuis
Hr. W. Tjon A Ten, Máxima Medisch Centrum Veldhoven
Hr. W. Verwijs, Zuwe Hofpoort Ziekenhuis
Mw. J. Punt, Lange Land Ziekenhuis
Mw. R. van Ommen-Koolmees, Lange Land Ziekenhuis
29 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
B3 NVK-richtlijn ‘Onderzoek bij buitenlandse adoptiekinderen’
(juni 2014)
Anamnese
• Personalia; land van herkomst; datum van aankomst in Nederland; adoptievereniging
• Duur verblijf in kindertehuis en/of vervangend pleeggezin
• Reis naar Nederland: via escorte of door ouders zelf
• Indruk van ouders over gebied waar kind vandaan komt, het tehuis, gezondheid en ontwikkeling van het kind
• Klachten of ziekten gedurende de reis
• Samenstelling van het adoptiegezin
• Evaluatie van meegebrachte geboortegegevens, medische gegevens en inentingsstatus
• Klopt de geboortedatum?
• “Special needs” – kind?
• Voeding
Lichamelijk onderzoek
• Lengte, gewicht, schedelomtrek en eventueel bovenarmomtrek
• Dentitie
• Inspectie van de huid (BCG litteken, scabiës, mycose; mongolenvlekken) en haren (luis)
• Afwijkingen op keel-,neus- en oorgebied (gehoor), lymfadenopathie
• Oogafwijkingen en gezichtsvermogen
• Longafwijkingen
• Hepatosplenomegalie
• Psychomotorische ontwikkeling
• Tekenen van ondervoeding, traumata of misbruik/aanwijzingen voor FAS (foetaal alcoholsyndroom)
Aanvullend onderzoek
• Hematologie: bezinking en/of CRP, Hb en hematocriet, rodecelindices, leukocytengetal en differentiatie,
eosinofielengetal; evt reticulocytenpromillage; evt. Hb-analyse
• Chemie: serumwaarden voor calcium, fosfaat, alkalische fosfatase, aminotransferasen, -?
glutamyltransferase, albumine; eventueel kreatinine (bij kinderen uit China altijd kreat.)
• Serologisch onderzoek naar hepatitis B-virus (met antistoffen) en hepatitis C-virus, Treponema pallidum, HIV;
screening MRSA (bij voorkeur vóór de eerste keer op poli)
• Urineonderzoek: eiwit, glucose, sediment (en bij kinderen uit China ook kristallen)
• Fecesonderzoek: kweek op Salmonella, Shigella, Campylobacter en bij diarree Yersinia en enteropathogene
Escherischia coli, onderzoek naar wormeieren en cysten (3x; evt. PCR) en eventueel rotavirus
• Rö-onderzoek van thorax (verplicht voor GGD; bij aanwezigheid van BCG-litteken, anders Mantoux) en
eventueel handwortelskelet
• Diversen: bij kinderen jonger dan 1 jaar screening op congenitale hypothyreoïdie en fenylketonurie (tot leeftijd
van ½ jaar hielprik op CB); specifiek onderzoek naar geografische pathologie.
• Antistoffen tegen tetanus, difterie en polio (indien twijfel aan meegebrachte papieren; altijd bij kinderen uit
China) of: snel volledig vaccineren
• Bij kinderen uit China echo nieren en blaas overwegen
• Eventueel screenen op malaria
• Eventueel screening op gehoor (als kind < 6 weken: op CB; > 6 weken: op indicatie bij audiologisch centrum)
• Eventueel screening op gezichtsvermogen
Verder onderzoek
Afhankelijk van symptomen, bevindingen en land of regio van herkomst.
30 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
B4 Spelers in het adoptieveld: overzicht van taken en
verantwoordelijkheden op hoofdlijnen
Stakeholder Taken en verantwoordelijkheden
Ministerie van Veiligheid en Justitie
(met Centrale autoriteit internationale
kinderaangelegenheden)
Zorgdragen voor en toezien op zorgvuldige uitvoering van gehele adoptieprocedure.
Toekennen en verlengen van beginseltoestemming.
Procedureel en inhoudelijk toetsen van matchingsvoorstellen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport
Zorgdragen voor en toezien op toereikend nazorgaanbod voor adoptie.
Gemeenten en
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Organiseren en financieren van alle jeugdhulp, inclusief adoptienazorg (vanaf 2015).
Raad voor de Kinderbescherming Uitvoeren gezinsonderzoek, opstellen gezinsrapport.
Adviseren over het verstrekken van beginseltoestemming.
Nadere toetsing/aanvullend onderzoek/extra ondersteuning indien nodig.
Vergunninghouders interlandelijke
adoptie
Bemiddelen tussen aspirant adoptieouders en de landen van herkomst.
Komen tot of beoordelen van een goede match tussen adoptiekind en –ouder(s).
Begeleiden en informeren van aspirant adoptieouders tot en met fase van plaatsing.
Bieden van eerste nazorg (vinger aan de pols) aan adoptieouders na aankomst van -kind.
Signaleren en verwijzen naar Stichting Adoptievoorzieningen bij preventieve vragen.
Stichting Adoptievoorzieningen Registratie van aanvragen voor beginseltoestemming (gedelegeerd door ministerie van VenJ).
Verzorgen verplichte voorlichting voor aspirant-adoptieouders.
Bieden van preventieve nazorg/hulpverlening en opvoedingsondersteuning aan
adoptiegezinnen, geadopteerden en professionals.
Consultatie, deskundigheidsbevordering en het bevorderen van adoptiealertheid in andere
sectoren (onderwijs, JGZ, kinderopvang, enz.).
Beheren van adoptiespecifieke sociale kaart en verwijzen naar specialistische adoptiehulp.
Adoptiespecifieke hulpverleners Bieden van procesdiagnostiek, behandeling en begeleiding aan adoptiekinderen, adoptieouders
en volwassen geadopteerden.
Kinderartsen (Nederlandse Vereniging
voor Kindergeneeskunde)
Medisch duiden van kinddossiers (op verzoek vergunninghouder).
Uitvoeren van medische evaluatie (check) van adoptiekinderen kort na aankomst in Nederland
(op verzoek adoptieouders).
Jeugdgezondheidszorg (Artsen
Jeugdgezondheidszorg Nederland)
Periodiek volgen van adoptiekinderen en –gezinnen, zowel op medisch als psychosociaal vlak
(‘vinger aan de pols’-functie); signaleren van mogelijke risico’s en problemen (adoptiealertheid).
Huisartsen, scholen, kinderopvang Signaleren van mogelijke risico’s en problemen bij adoptiekinderen en -gezinnen
(adoptiealertheid)
Zelforganisaties voor geadopteerden en
(aspirant-)adoptieouders
Uitwisselen van ervaringen en bieden van onderlinge steun.
31 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
?
?
32 RAPPORT | Meer zicht op geadopteerden | DSP-groep
p