Christian act or shameless child trafficking? Antwerp resident Thérèse Wante organised thousands of forced adoptions

www.gva.be
6 March 2025

David Van Turnhout

Woensdag 6 maart 2025

om 03:00

Vanaf de jaren 50 tot begin de jaren 80 zetten katholieke adoptiebureaus ongehuwde moeders onder druk om hun pasgeboren kind af te staan. In drie afleveringen neemt onderzoeksjournalist David Van Turnhout die activiteiten onder de loep.

Vandaag deel 1: de naam Adoptiewerk Thérèse Wante keert in adoptiedossiers steeds terug, wat was haar rol?

17 januari 1964: om twintig over twaalf ‘s namiddags wordt in het Noord-Franse Villers-Semeuse een meisje geboren. Pas vijf dagen later geeft de secretaresse van het moederhuis haar aan bij de burgerlijke stand met twee voornamen, Gabrielle Donatienne. De moeder is onbekend, ook een vader is er niet, maar niemand stelt vragen. De baby wordt Frankrijk uitgesmokkeld en komt rond 23 januari aan in Schoten, waar de Antwerpse Thérèse Wante van Adoptiewerk haar onderbrengt in Villa Bambino. Volgens krantenartikels uit die tijd is de villa een tehuis voor verlaten en verwaarloosde kinderen. In werkelijkheid is het een etalage voor baby’s en peuters die door hun moeders onder grote druk werden afgestaan. In de meeste gevallen zijn de kinderen zelfs al voor hun geboorte beloofd aan wensouders.

Dat is mogelijk ook het geval voor Gabrielle Donatienne. Amper twee dagen na haar aankomst in Schoten geeft Thérèse Wante het meisje door aan haar adoptieouders. Dat zijn niet de eerste de besten. Paul en Geneviève Cogels-de Wilde d’ Estmael zijn telgen uit de adellijke familie Cogels. Die is in Antwerpen onder meer bekend van de Cogels-Osylei en als voormalige eigenaars van het Rivierenhof. Ze nemen het meisje mee naar huis en doen er alles aan om haar aan te sterken nadat ze bij Villa Bambino een longontsteking heeft opgelopen. Vanaf dan heet ze enkel nog Donatienne.

Onregelmatigheden

De baby van toen is anno 2025 een zelfzekere, strijdlustige vrouw van 61 die ijvert voor de rechten van adoptiekinderen en hun geboortemoeders. Hoewel haar adoptieouders goed voor haar zorgden, bleef haar identiteit altijd een groot vraagteken, een litteken zelfs. “Ik kwam thuis nooit iets tekort, maar ik merkte wel dat buitenstaanders me er altijd op wezen dat ik van een slechte afkomst was”, vertelt Donatienne. “Mijn hele jeugd kreeg ik te horen dat ik dankbaar moest zijn. Dat voelde verschrikkelijk en dat weegt nog altijd op mij. Ik heb ik me altijd vragen gesteld over mijn identiteit en mijn geboortemoeder. Het ligt voor veel geadopteerden echter moeilijk daar openlijk vragen over te stellen. Velen zijn bang hun adoptieouders te kwetsen of nog erger... te worden uitgesloten.”

“Mijn hele jeugd kreeg ik te horen dat ik dankbaar moest zijn. Buitenstaanders wezen me erop dat ik van een slechte afkomst was. Dat weegt nog altijd op mij”

Donatienne Cogels (61)

Geadopteerde

Donatienne Cogels.

Pas vrij recent ging Donatienne op zoek naar haar afkomst en ontdekte ze opvallende onregelmatigheden in haar adoptiedossier. “Ten eerste is het onduidelijk waarom de secretaresse van het moederhuis me in Frankrijk heeft aangegeven”, vertelt ze. “Daarnaast is het ook heel vreemd dat ik amper enkele dagen na mijn geboorte al in België ben aangekomen terwijl geboortemoeders wettelijk drie maanden bedenktijd kregen. Ik ben nooit aangegeven bij de Franse kinderbescherming terwijl dat verplicht was. Ik ben op basis van mijn anonieme geboorteakte vrijwel meteen ingeschreven in het bevolkingsregister van Schoten zonder vermelding van een voogd, ouder of adoptieouder. Hoe is het mogelijk dat niemand zich toen vragen heeft gesteld?”, klaagt Donatienne aan.

Volgens Donatiennes onderzoek organiseerde Thérèse Wante van Adoptiewerk pas vijf maanden na de overhandiging van de baby een schijnfamilieraad om de procedure juridisch te doen kloppen. Zo werd Wante haar voogd via een Franse rechtbank en kon ze beslissen over het verdere verloop van de adoptie. Nog eens zes maanden later stelde een Antwerpse notaris de adoptieakte op. “Ik ben bij de opvolger van deze notaris geweest om het dossier in te kijken en na te gaan of alle voorwaarden wel vervuld waren”, zegt Donatienne. “Het bevat wel documenten waaruit blijkt dat Wante door een familieraad is aangesteld als voogd, maar verder is het volkomen onduidelijk welke band die familieraad met mij had. Het waren wildvreemden. Opvallend is bovendien dat deze mensen in andere adoptiedossiers dezelfde familieraad vormen. Daar is iets niet pluis. Ook afstandsdocumenten van mijn geboortemoeder ontbreken”, klinkt het. Ondanks de vele onduidelijkheden bekrachtigt een Antwerpse rechtbank in 1965 de adoptie van Donatienne door Paul en Geneviève Cogels-de Wilde d’ Estmael zonder enige kritische vraag.

Omvang

Donatienne is niet de enige geadopteerde die zich vragen stelt bij haar adoptie. De laatste jaren verenigen veel geadopteerden zich in hulpgroepen en organisaties. In de meeste gevallen zijn ze op zoek naar hun identiteit en de ware toedracht van hun adoptie. Uit hun onderzoek blijkt dat tussen 1945 en 1980 naar schatting dertig- tot veertigduizend Belgische moeders anoniem bevielen in Frankrijk. Schrijnende verhalen van binnenlandse adoptie zoals dat van Magda (een getuigenis die je morgen in deze krant kan lezen) zijn daar niet bij gerekend.

“Het adoptiedossier bevat documenten waaruit blijkt dat Wante door een familieraad is aangesteld als voogd, maar verder is het onduidelijk welke band die mensen met mij hadden. Het waren wildvreemden”

Donatienne Cogels (61)

Geadopteerde

Volgens een van de schaarse mediaverklaringen van Thérèse Wante hielp haar organisatie tussen 1950 en 1961 zo’n drieduizend gezinnen aan een adoptiekind. Zoals Wante waren in deze periode nog een vijftal gelijkaardige organisaties actief in ons land. Als we ervan uitgaan dat zij gelijkaardige aantallen adopties organiseerden en eveneens doorwerkten tot in de jaren 80, lopen de gedwongen adopties inderdaad op tot meer dan veertigduizend. Exacte statistieken zijn er door de anonimiteit van de bevallingen in Frankrijk niet. Doordat rechtbanken en notarissen in België op hun beurt geen kritische vragen stelden bij het ontbreken van documenten of de chronologie van de adoptieprocedure, bestaan er evenmin statistieken over onregelmatigheden langs de Belgische kant. De medeplichtigheid van Franse vrederechters, Belgische notarissen, rechters en andere betrokkenen is nooit onderzocht en dus ook niet bewezen, maar dat Wante niet alleen kan gehandeld hebben is duidelijk.

Grote sommen

Door de jaren heen toonden heel wat adoptiekinderen aan dat hun adoptieouders grote sommen betaalden om een kind te mogen adopteren. De hele organisatie wekt dan ook het vermoeden van grootschalige kinderhandel. Er waren prijslijsten met basisprijzen, maar Wante vroeg veel ouders ook steunend lid te worden van haar organisatie en jaarlijks een bijdrage te betalen. Omdat de adoptieprocedures administratief soms jaren aansleepten, betaalden de adoptieouders toch maar voor de zekerheid. Als ouders niet tevreden waren over het kind konden ze het ook inruilen, alsof het huishoudtoestellen waren. Volgens de getuigenis van Magda Clerckx, die op haar 15 opgesloten werd in Villa Bambino, zou Wante de kinderen ook als koopwaar hebben behandeld. “Toen een baby in de volle zon zat, wou ik hem in de schaduw zetten. Wante zei dat dat niet nodig was, want het kind was toch al geadopteerd”, vertelt ze aan Gazet van Antwerpen. Ook geboortemoeders getuigden voor de Senaatscommissie Adoptie dat zij of hun families een vergoeding betaalden voor hun verblijf in instellingen voor ongehuwde moeders en voor de zorgen tijdens en na hun bevalling. Wante passeerde dus mogelijk twee keer langs de kassa.

Als ouders niet tevreden waren over het kind konden ze het ook inruilen, alsof het huishoudtoestellen waren

Na Wantes dood in 1977 verbrandde haar medewerkster, Ghislaine Jans, naar verluidt duizenden adoptiedossiers. Meerdere bronnen bevestigen dat ze dat deed om de anonimiteit van de moeders te garanderen. In werkelijkheid vernietigde ze de bewijzen van kinderhandel en wanpraktijken. Ook financiële gegevens over de activiteiten van Wante zijn in archieven niet meer terug te vinden. Waar het geld naartoe vloeide, blijft vooralsnog een raadsel. Naar de bouw van Villa Bambino ging het alleszins niet. Fondsen voor de villa kwamen grotendeels van liefdadigheidsorganisaties en acties. Krantenartikels uit de jaren 60 prijzen de “edelmoedigheid” waarmee Thérèse Wante zich over de “achtergelaten en verwaarloosde kinderen” ontfermt. Gazet van Antwerpen organiseert zelfs een grootschalige campagne voor de financiering van Wantes villa. Wekenlang verschijnen foto’s van kinderen ter adoptie in de krant met een sponsor erbij. Lezers kunnen de foto’s uitknippen en met elkaar uitwisselen. Wie voldoende prentjes van dezelfde soort verzamelde, kreeg dan een materiële prijs. Verder leverden bouwbedrijven en organisaties gratis bouwmaterialen en gratis werkkrachten. Niemand leek te vermoeden wat zich achter de façade van Wantes organisatie afspeelde, al kwamen daar in 1969 voor het eerst barsten in.

Zaak-Garcia

In 1966 wordt in Charleville een meisje geboren. De Franse moeder is niet getrouwd en staat haar kind af ter adoptie. Amper drie dagen na de geboorte krijgen de adoptieouders uit Wilrijk het meisje via Thérèse Wante toegestopt. Wat ze niet weten is dat de biologische vader, Luis Alfonso Garcia uit Venezuela, het kind helemaal niet wil afstaan. Volgens de kranten van toen had de man het kind kort na de geboorte erkend via een procedure bij een Franse notaris. Omdat zowel Wante als de adoptieouders weigeren het kind terug te geven, legt hij klacht neer wegens ontvoering. De openbare aanklager volgt hem daarin en in 1969 start de rechtszaak voor de correctionele rechtbank van Antwerpen. De zaak beroert de gemoederen en krijgt heel wat media-aandacht. Adoptie is in de jaren 70 immers een gangbare praktijk die meer dan twintig jaar intensief werd gepromoot door tal van katholieke organisaties.

De zaak verloopt echter complex. De biologische moeder ontkent het vaderschap van Garcia en uiteindelijk beslist de rechtbank in 1971 het oordeel van een Franse rechter over het vaderschap af te wachten. Over het verdere verloop van de zaak is niets meer in de persarchieven terug te vinden. De advocaten van beide partijen zijn intussen overleden en kunnen dus ook geen informatie meer verschaffen over het dossier. Het gerechtelijk dossier wordt hoogstwaarschijnlijk bewaard in het Rijksarchief in Beveren, maar ondanks de gekende eiser (Garcia) en exacte jaartallen zou het onvindbaar zijn. Het dossier-Garcia is voor veel geadopteerden en geboortemoeders nochtans van groot belang.

Waarheid en gerechtigheid

Duizenden geadopteerden en geboortemoeders zijn net als Donatienne Cogels immers op zoek naar de waarheid en gerechtigheid. Wante en veel betrokkenen van toen zijn overleden en de meeste feiten verjaard. De kans op een nieuw gerechtelijk onderzoek naar oude feiten is dus bijzonder klein. Het oude dossier-Garcia en het onderzoek naar ontvoering zou een nieuwe (historische) blik op de feiten kunnen werpen. Bovendien zou het de slachtoffers kunnen helpen bij hun zoektocht naar waarheid, gerechtigheid, erkenning en verwerking.

In tegenstelling tot de adoptiekinderen en hun moeders werd Thérèse Wante in katholieke middens wél erkend en op handen gedragen. Op voorspraak van wijlen koningin Fabiola werd Wante in 1975, twee jaar voor haar dood, opgenomen als ridder in de Kroonorde van Leopold II.