Court Case Ethiopia - LJN: AV8244, Rechtbank 's-Gravenhage , 227088
4 April 2006
| ||||||||||
| ||||||||||
| ||||||||||
| ||||||||||
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector Familie- en Jeugdrecht Enkelvoudige Kamer Verklaring voor recht ex artikel 1:26 BW jo artikel 7 WCA en omzetting ex artikel 9 WCA rekestnummer : 04-4700 zaaknummer : 227088 datum beschikking : 8 maart 2006 IT BESCHIKKING op het op 23 augustus 2004 ingekomen verzoekschrift van:[verzoeker] en [verzoekster], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: verzoekers, dan wel verzoeker en verzoekster procureur mr. C.N.M. Otto advocaat mr. M. Koomen te Alkmaar. Als belanghebbende wordt aangemerkt: de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage, zetelend te 's-Gravenhage, hierna te noemen de ambtenaar. PROCEDURE Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank: primair: 1. voor recht verklaart dat de stukken Contract of Adoption en Decision vatbaar zijn voor inschrijving in het desbetreffende register van de burgerlijke stand, en 2. de daarin vervatte adoptie omzet in een adoptie naar Nederlands recht, subsidiair: de adoptie naar Nederlands recht uitspreekt van [de minderjarige], oorspronkelijk genaamd [de minderjarige], door verzoekers, primair en subsidiair: gelast dat de (schrijfwijze van de) voornaam van de minderjarige zal worden gewijzigd in [de minderjarige] en verstaat dat verzoekers hebben verklaard dat de minderjarige de geslachtsnaam van verzoeker zal hebben, opdat de volledige namen van de minderjarige zullen luiden [de minderjarige]. Ingekomen is een schriftelijke reactie d.d. 20 september 2004 van de ambtenaar, inhoudende dat er geen bezwaar is tegen de verklaring voor recht van de buiten Nederland uitgesproken adoptie, de omzetting van de zwakke Ethiopische adoptie in een sterke adoptie, de last tot inschrijving van de geboorteakte c.q. de vaststelling van de oorspronkelijke geboortegegevens, de voornaamswijziging en de last tot het plaatsen van de latere vermelding betreffende verklaring voor recht van de buitenlandse adoptie. De ambtenaar wijst er op dat de geslachtsnaam door de verklaring voor recht niet wijzigt. Volgens de ambtenaar is er voor het doen van een naamskeuze ten overstaan van de rechter in combinatie met het verklaren voor recht van een buitenlandse adoptie geen voorziening getroffen in de WCAd en artikel 1:5 BW. Ingekomen zijn voorts brieven d.d. 6 september 2004, 29 december 2004, 7 maart 2005 en 2 mei 2005 van de zijde van verzoekers. BEOORDELING Het verzoek betreft de minderjarige [de minderjarige], als [de minderjarige] geboren op 15 augustus 2003 te [geboorteplaats], Ethiopië. Het verzoek is gegrond op de artikelen 7 en 9 van de Wet van 3 juli 2003, Stb. 283, houdende regeling van het conflictenrecht inzake adoptie en de erkenning van buitenlandse adoptie (hierna te noemen: Wet conflictenrecht adoptie of WCAd), welke wet op 1 januari 2004 in werking is getreden. De minderjarige heeft de Ethiopische nationaliteit, terwijl verzoekers beiden de Nederlandse nationaliteit hebben. Verzoekers wonen met de minderjarige in Nederland. De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, voldoende aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer aanwezig om van het onderhavige verzoek kennis te nemen. Ingevolge artikel 5 van de Wet conflictenrecht adoptie zijn de bepalingen van hoofdstuk 3 (artikelen 5 tot en met 9) van deze Wet van toepassing omdat Ethiopië geen partij is bij het in artikel 1 van deze Wet genoemde verdrag. Erkenning Ingevolge artikel 7 lid 1 WCAd kan een buitenlandse beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen en die is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit van de vreemde staat waar het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak zijn gewone verblijfplaats had, terwijl de adoptiefouders hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, worden erkend indien: a. de bepalingen van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (hierna te noemen: Wobka) in acht zijn genomen, en b. de erkenning van de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, en c. erkenning niet op een grond als bedoeld in artikel 6 tweede of derde lid van deze wet zou worden onthouden. Dat wil in een geval als het onderhavige, dat wordt beheerst door artikel 7 WCAd, zeggen dat tevens voldaan dient te worden aan de volgende aanvullende voorwaarden: - er is geen sprake van dat aan de adoptiebeslissing in de vreemde staat kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, - er is geen sprake van dat de erkenning van die beslissing in strijd is met de openbare orde, hetgeen steeds het geval is indien die beslissing kennelijk betrekking heeft op een schijnhandeling. De rechtbank zal er thans toe overgaan te bezien of aan alle voorwaarden van artikel 7 lid 1 WCAd is voldaan. Gezien de rechtsregels die op de in Ethiopië gegeven adoptiebeslissing van toepassing zijn, te weten artikel 180-196 Familiengesetzbuch Stadtstaaten Addis Ababa en Dire Dawa, is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken dat de Decision, Order file no. 16455, gegeven op 30 april 2004 door rechter Dagnachew Tesfaye van de Federal First Instance Court, Federal Democratic Republic of Ethiopia, houdende een beslissing waarbij de Contract of Adoption, gesloten op 19 april 2004 tussen the Missionaries of Charity te Addis Ababa en verzoekers, is bekrachtigd, tengevolge waarvan de adoptie tot stand is gekomen, is te beschouwen als een beslissing van een ter plaatse bevoegde autoriteit. Blijkens de overgelegde bewijsstukken van de gemeente [woonplaats] hebben verzoekers hun gewone verblijfplaats in Nederland en zijn zij sinds 9 juni 2001 woonachtig op hun huidige adres. Blijkens de beschikking van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie d.d. 24 september 2004, waarbij aan de minderjarige een verblijfsvergunning is verleend, is de minderjarige op 9 juni 2004 Nederland binnengekomen. Voorts blijkt uit de Decision voornoemd dat de minderjarige op 30 april 2004 woonachtig was bij de Missionaries of Charity te Addis Ababa. De rechtbank acht het derhalve aannemelijk dat de minderjarige zowel ten tijde van de indiening van het aan de Ethiopische autoriteit gerichte verzoek tot adoptie als ten tijde van de buitenlandse adoptiebeslissing in Ethiopië zijn woonplaats had en dat verzoekers hun woonplaats hadden in Nederland. Aangezien in het verzoek is gesteld dat de adoptie heeft plaatsgevonden via bemiddeling van "Wereldkinderen", een vergunninghouder als bedoeld in de Wobka, en aangezien bij de in het geding gebrachte stukken zich een kopie van de voor de adoptie afgegeven Beginseltoestemming van het Ministerie van Justitie ten gunste van verzoekers bevindt, gaat de rechtbank ervan uit dat de bepalingen van de Wobka in acht zijn genomen. Gelet op de gegeven Beginseltoestemming, welke niet dan na voorafgaand onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming wordt verleend, alsmede op de omstandigheid dat de minderjarige reeds in Ethiopië door verzoekers is geadopteerd en thans bij verzoekers in Nederland verblijft, acht de rechtbank de erkenning in het belang van de minderjarige. Gezien de rechtsregels voornoemd die op de adoptie in Ethiopië van toepassing zijn, is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken dat aan de Decision, Order file no. 16455, gegeven op 30 april 2004 door rechter Dagnachew Tesfaye van de Federal First Instance Court, Federal Democratic Republic of Ethiopia, houdende de beslissing waarbij het Contract of Adoption, gesloten op 19 april 2004 tussen the Missionaries of Charity te Addis Ababa en verzoekers, is bekrachtigd, tengevolge waarvan de adoptie tot stand is gekomen een behoorlijk onderzoek en een behoorlijke rechtspleging zijn voorafgegaan. Nu voorts geen omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit zou kunnen volgen dat erkenning van de beslissing in strijd zou komen met de Nederlandse openbare orde is de rechtbank van oordeel dat de Ethiopische adoptie-uitspraak voldoet aan de in artikel 7 lid 1 WCAd genoemde voorwaarden voor erkenning. De rechtbank gelast op de voet van artikel 7 lid 3 van de WCAd dat een latere vermelding van adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte van de burgerlijke stand wordt toegevoegd. Omzetting Ingevolge artikel 8 WCAd houdt de erkenning van een buitenslands gegeven beslissing waarbij een adoptie is tot stand gekomen tevens in de erkenning van de familierechtelijke betrekking tussen de adoptiefouders en het kind en het gezag van de adoptiefouders over het kind. Ingeval de adoptie in de staat waar zij plaatsvond niet tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, mist de adoptie ook in Nederland dat gevolg. Ingevolge artikel 9 van de WCAd kan in die situatie een verzoek tot omzetting van de buitenslands tot stand gekomen adoptie in een adoptie naar Nederlands recht worden ingediend, indien het kind gewone verblijfplaats heeft in Nederland en daar voor permanent verblijf bij de adoptiefouders is toegelaten. Voor toewijzing van het verzoek tot omzetting is krachtens artikel 9 WCAd juncto artikel 11, tweede lid, van de Wet van 14 mei 1998, Stb. 302 (hierna: Uitvoeringswet 1993) voorts vereist dat de adoptie in het kennelijk belang is van het kind en dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 228, eerste lid, aanhef en onder a en d van Boek 1 BW, te weten dat: - het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken respectievelijk dat de rechter niet is gebleken van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek van een minderjarige die op de dag van het verzoek de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, en - geen der ouders het verzoek tot omzetting tegenspreekt, welk criterium krachtens artikel 9, derde volzin, juncto artikel 3, tweede lid, WCAd in beginsel wordt beheerst door het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit en naar welk recht eveneens behoort te worden beoordeeld of bij gebreke van toestemming tot omzetting deze kan worden vervangen door een rechterlijke beslissing. Door de onderhavige Ethiopische adoptie worden ingevolge artikel 183 Familiengesetzbuch Stadtstaaten Addis Ababa en Dire Dawa niet de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen doorbroken. In het Contract of Adoption is ook uitdrukkelijk opgenomen dat de minderjarige de banden met zijn oorspronkelijke familie zal behouden. De rechtbank zal derhalve, gelet op het daartoe primair onder 2 ingediende verzoek, beoordelen of aan de voorwaarden voor omzetting is voldaan. De minderjarige heeft een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd tot 23 juni 2009, met als doel "adoptief pleegkind", onder de beperking "verblijf bij [verzoeker]". Hoewel de minderjarige een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd heeft, is naar het oordeel van de rechtbank wel voldaan aan het vereiste dat het kind voor permanent verblijf bij de adoptiefouders in Nederland is toegelaten. Hierbij wordt in overweging genomen dat ingevolge artikel 3.5 lid 1 van het Vreemdelingenbesluit een verblijfsrecht op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd tijdelijk of niet-tijdelijk is. Ingevolge lid 3 jo. lid 2 van genoemd artikel is het verblijfsrecht van de minderjarige niet-tijdelijk. Immers, het doel "adoptief pleegkind" is niet één van de in lid 2 genoemde tijdelijke doeleinden, zodat ingevolge lid 3 het verblijfsrecht niet-tijdelijk is, aangezien bij de verlening van de verblijfsvergunning ook niet anders is bepaald. Naar het oordeel van de rechtbank is ook aan de overige vereisten voor omzetting van de zwakke Ethiopische adoptie naar een adoptie naar Nederlands recht voldaan. De rechtbank acht de omzetting in het kennelijk belang van de minderjarige, nu hij reeds gedurende geruime tijd bij verzoekers verblijft terwijl - blijkens voornoemd Decision - zijn biologische ouders zijn overleden en er geen naaste familie beschikbaar is om hem op te voeden. Van in aanmerking te nemen bezwaren van de minderjarige tegen het verzoek tot omzetting is de rechtbank niet gebleken. Op de vraag of geen der ouders het verzoek tot omzetting tegenspreekt is Ethiopisch recht van toepassing als het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. Ingevolge artikel 191 lid 1 tot en met 3 van Familiengesetzbuch Stadtstaaten Addis Ababa en Dire Dawa is bij adoptie vereist dat de ouders of één van hen bij afwezigheid van de ander daarvoor toestemming geven. Ingevolge artikel 191 lid 4 van Familiengesetzbuch Stadtstaaten Addis Ababa en Dire Dawa mag - in plaats van de ouders - de rechtbank, met inachtneming van het belang van de minderjarige, in de adoptie toestemmen indien beide biologische ouders niet in staat zijn toestemming te geven. Overigens kent het toepasselijke Ethiopische recht niet de omzetting van een zwakke in een sterke adoptie. Nu de biologische ouders van de minderjarige zijn overleden terwijl op de voet van artikel 191 lid 4 van Familiengesetzbuch Stadtstaaten Addis Ababa en Dire Dawa de rechtbank de bevoegde instantie is om, met inachtneming van het belang van het kind, met een verzoek tot adoptie in te stemmen, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van dat geen der ouders het verzoek tot omzetting tegenspreekt. Het verzoek tot omzetting van de Ethiopische adoptie in een adoptie naar Nederlands recht zal derhalve worden toegewezen, met als gevolg dat de erkenning van deze adoptie mede de erkenning inhoudt van de verbreking van de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en zijn biologische ouders. Namen Blijkens de overgelegde Ethiopische geboorteakte betreffende de minderjarige, welke akte na de adoptie is opgemaakt, heet de minderjarige thans [achternaam]. Deze naamsvaststelling moet op grond van artikel 1 WCN worden erkend in Nederland. Nu de rechtbank heeft overwogen dat de Ethiopische adoptie van de minderjarige vatbaar is voor erkenning, alsmede voor omzetting in een adoptie naar Nederlands recht zijn op het verzoek tot voornaamswijziging achtereenvolgens de artikel 4 en 2 van de Wet Conflictenrecht Namen van toepassing. Ongeacht of de minderjarige nog een andere nationaliteit heeft, meent de rechtbank dat - vooruitlopend op de verkrijging van het Nederlanderschap door de minderjarige - thans reeds op het verzoek tot voornaamswijziging kan worden beslist volgens Nederlands recht. Het verzoek tot voornaamswijziging kan als op de wet gegrond worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat er met de erkenning van de adoptie op basis van deze beschikking sprake is van een adoptie waardoor de minderjarige in familierechtelijke betrekking met verzoekers komt te staan, zodat artikel 1:5 lid 3 jo. lid 8 van rechtstreekse toepassing is. Nu verzoekers reeds in familierechtelijke rechtsbetrekking staan tot kinderen met de geslachtsnaam van [achternaam], krijgt de minderjarige van rechtswege de geslachtsnaam [achternaam]. Bij afzonderlijke beslissing van heden zullen de geboortegegevens van de minderjarige worden vastgesteld. BESLISSING: De rechtbank: verklaart voor recht dat bij de blijkens de gelegaliseerde Decision, Order file no. 16455 (van welke Decision een kopie aan deze beschikking is gehecht), gegeven op 30 april 2004 door rechter Dagnachew Tesfaye van de Federal First Instance Court, Federal Democratic Republic of Ethiopia, houdende een beslissing waarbij het Contract of Adoption (van welk Contract een kopie aan deze beschikking is gehecht), gesloten op 19 april 2004 tussen the Missionaries of Charity te Addis Ababa en verzoekers, is bekrachtigd, tot stand gekomen adoptie van [de minderjarige], van het mannelijk geslacht, door Mr. [verzoeker], en Mrs. [verzoekster] aan de in art. 7 lid 1 WCAd genoemde voorwaarden voor erkenning is voldaan; gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen; wijst toe het verzoek tot omzetting in de zin van artikel 9 WCAd van de Ethiopische adoptie in een adoptie naar Nederlands recht; gelast de wijziging van de voornaam van de geadopteerde in de voornamen: [voornamen]. Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. Bouritius, kinderrechter, bijgestaan door mr. I. Timmer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2006. | ||||||||||