Letter MoJ to Dutch Parliament
India
In de brief van 7 november 2007 (Kamerstukken II, 2007/08, 31 265, nr. 1) is uw Kamer geïnformeerd dat het toenmalige ministerie van Justitie in september 2007 door de Indiase Centrale autoriteit voor Interlandelijke adoptie (CARA) op de hoogte is gesteld van het feit dat de High Court of Judicature in Madras opdracht heeft gegeven aan het Central Bureau of Investigation om in drie internationale adoptiezaken, waaronder naar Nederland, onderzoek te doen naar mogelijke onregelmatigheden. Daarbij werd aangegeven dat dit onderzoek naar verwachting enige maanden in beslag zou nemen.
Herhaaldelijk is nadien, onder meer via de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging te India alsook via de Indiase diplomatieke vertegen-woordiging in Nederland, om inzicht verzocht in de stand van zaken van dit onderzoek. Tot op heden heeft dit echter niet de gewenste informatie opgeleverd. Aangezien ondanks de geleverde inspanningen om van de Indiase Centrale autoriteit de informatie over het in India lopende juridische onderzoek te verwerven, geen informatie is verkregen, verwacht ik niet dat deze informatie nog aan mij zal worden aangeboden. Mocht ik de informatie van het Central Bureau of Investigation alsnog ontvangen dan zal ik uw Kamer daarvan op de hoogte stellen.
Tijdens een algemeen overleg over interlandelijke adoptie op 14 februari 2008 (Kamerstukken II, 2007/08, 31 265 en 30 551, nr. 2) heeft de toenmalige Minister van Justitie uw Kamer toegezegd u te informeren over de uitkomst van het onderzoek door het Central Bureau of Investigation in India zodra deze bekend zou worden. In overeenstemming met deze toezegging wil ik uw Kamer als volgt berichten.